En nu de poëzij, welke in iederen pracht-almanak zulk eene gewigtige plaats bekleedt! Van de meest gevierde dichters onzes tijds vinden wij hier bijdragen. Dr. n.h. tatum zubli bezong ‘de Bisonjagt’ en p.a. de g. in de ‘Wetenschappelijke Ontwikkeling’ eene oude waarheid. De ‘Waereldwijsheid’, door didymus, is kort en krachtig, maar niet aesthetisch. ‘Ondank’, door adam (bij een plaatje, naar te gempt), is wel ietwat gedecolleteerd, en de ‘Dichtluim’, door Dr. n. beets, is waarlijk niet dichterlijk. ‘Anni's taal’, door p.a. de genestet, is naïf. - Eene belangrijke plaats bekleeden de oud-Hollandsche dichtvormen, ons voor oogen gesteld door j. ter gouw. Op zijn gewonen vreemden trant berijmd vinden wij in ‘De Visch’ en ‘Het Kalf’ twee nagelaten gedichten van ‘den Schoolmeester’, wiens ‘Haan’ echter nog altijd koning blijft kraaijen. De overige bijdragen zijn van w.j. hofdijk, s.j. van den bergh, didymus (die profetisch en poëtisch de Negentiende Eeuw in het vizier nam), gozewijn, p.a. van den bergh, ada noro en p.a. de genestet; terwijl de ‘Korte Kronijk’ het slotstuk is van den dichterlijken bloemruiker. Dat verscheiden plaatjes en een net bandje zich aan dit alles paren, om den ‘Holland’ tot een pracht-almanak te maken, behoeft geen betoog.