Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1859
(1859)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van Italië, van de eerste Fransche omwenteling tot het jaar 1850. Uit het Engelsch van R.H. Wrightson. Breda, Broese en Comp. 1857. In 8vo. 2, V en 312 bl. f 3-20.Eene geschiedenis van Italië, die ook de tragoedie van 1847-49 omvat, - daaraan bestond behoefte. Het jaar 1848 is voor den geschiedschrijver geweest, wat een cometenjaar voor den astronoom is, een jaar van vervulling en voorspelling tevens. Maar van alle bedrijven uit dat groote drama was er geen belangrijker, dan dat in Italië gespeeld is. Het was geen aanval van barricadenfurie, die zich | |
[pagina 35]
| |
alleen tot de groote steden bepaalde, het was eene algemeene, eene nationale beweging; geene navolging van Parijsche mode, maar eene zelfstandige opwelling; geene omverwerping van een bestaanden regeringsvorm, maar eene poging om een knellend juk af te schudden; geen gruwel, maar eene dwaling. Aan den anderen kant echter mengde zich ook zoo veel vreemdsoortigs en verkeerds in dat wonderlijke spel der meest uiteenloopende belangen; was er zoo veel proza bij het poëtische en zoo veel verdorvenheid bij de welmeenende droomen, dat het bezwaarlijk is, om in dien chaos licht en klaarheid te vinden. Beelden als dat van den Napelschen ferdinand, den bourbon met Italiaansch bloed; van pio IX, zwevende tusschen goede bedoelingen en Pauselijke belangen; van carlo alberto met zijn ridderlijk zwaard en dubbelzinnig karakter; van mazzini, die met helsche middelen, hemelsche bedoelingen voorgeeft na te jagen; van manin, wiens ongeluk zijne welgemeendheid was; van radetzky met zijn moorddadigen geest van orde en zijn geheimzinnig krijgsgeluk, - zijn nog te weinig scherp afgeteekend, om zich duidelijk en begrijpelijk voor het oog des tijdgenoots te vertoonen. Zijn het groote schelmstukken of groote dwalingen, die daar zijn begaan? is het der vorsten ontrouw of het dralen der gematigden, of de onzinnigheid der geheime genootschappen, die het veelbelovende kind in de geboorte hebben gestikt? - nog heeft geen bedaard partijdig onderzoek daarover zijn oordeel laten hooren. Hebben de revolutiejaren het zegel gedrukt op lamartine's vonnis: ‘l'Italie est morte’Ga naar voetnoot(*), of hebben zij het regt gegeven, om het ‘Viva l'Italia’ voor eene waarachtige voorspelling te houden? heeft Oostenrijk regt om de Italianen te zwaarder te drukken, hoe meer zij de verzenen tegen de prikkelen slaan, of doen de Italianen wijs zoo zij onhandelbaarder worden naarmate zij harder worden behandeld? - is het werkelijk voor het Europesche evenwigt noodig, dat Italië eene ‘idée géographique’ blijve, of kan het op zich zelve staan zonder Europa's statengebouw te doen vallen? Zietdaar vele vraagpunten in dit twistgeding, waarvoor de acta wel in groot aantal bijeenverzameld, maar nog niet geschift zijn. | |
[pagina 36]
| |
Italië zelf is niet in den toestand, waarbij eene onpartijdige historievorsching mogelijk is. Het heeft wel mannen als farini, vincenzo gioberti, balbo, massimo d'azeglio en gualterio gehad, die de geschiedenis van hun volk met liefde en met studie hebben behandeld; maar hunne geschriften konden niet anders zijn dan partijschriften, van edelen stempel wel is waar, maar toch altijd partijschriften. Van de andere landen is Duitschland voor een groot deel zelve partij in de Italiaansche zaak, en de overigen kennen dat land te weinig. Alleen de Fransche en meer nog de Engelsche geschiedschrijvers zijn het best in staat, om ons in te lichten aangaande de groote dingen, die op het Schiereiland geschied zijn. Daarom deed het mij genoegen eene geschiedenis van Italië van eene Engelsche hand aangekondigd te zien, en scheen mij het denkbeeld niet ongelukkig om die in het Hollandsch te vertalen. Het Engelsche volk toch, dat, behalve voor zijne eigene zaken, nog altijd tijd vindt om zich met die van andere landen te bemoeijen, heeft vooral Italië in de laatste jaren met aandacht gadegeslagen. Het ontvangt de ballingen van dat land in zijne gastvrije armen, en deze weten door kwaad en door goed, door schreeuwen en door schrijven de belangstelling voor het lot huns vaderlands wel levendig te houden onder Albions zonen. Het was dus zeer waarschijnlijk, dat een Engelschman met liefde en met kennis van zaken de geschiedenis van dat land zou behandelen. Aan deze verwachtingen, misschien wel wat al te hoog gespannen, heeft het hier vertaalde werk niet beantwoord. Het is, ja, eene geschiedenis van Italië, gedurende de laatste 60 jaren, maar daarmede is ook alles gezegd; zelfs is het twijfelachtig, of het niet eerder eene geschiedenis alleen der jongste omwentelingen te noemen is, waarbij de vroegere bij wijze van inleiding kortelijk wordt opgehaald. Doch dit is geen groot bezwaar, daar juist die jongste gebeurtenissen wel verreweg de belangrijkste zijn. Het is een handboek, zeer geschikt voor ieder, die hetgeen hij in de nieuwsbladen in die tijden gelezen heeft, nog eens ordelijk bij elkander wil lezen. Maar meer lof durf ik er niet aan toekennen. Groote diepte van opvatting heeft het niet, een leidend denkbeeld is er kwalijk in te ontdekken, tenzij het doel om aan te toonen, dat de geheime genootschappen veel kwaad hebben gedaan. | |
[pagina 37]
| |
Maar daarbij blijft het ook: waarin dat kwaad eigenlijk bestaat; hoe het mogelijk is, dat zij zulk een grooten geheimzinnigen invloed hebben geoefend; hoe er ook veel tot verschooning van hun onzinnig streven gezegd kan worden, - daarvan zal men niet veel vinden. Ook is de schrijver meer op de hand van de Oostenrijkers en de meestal toch niet zeer prijzenswaardige Italiaansche gouvernementen, dan men van een Engelschman verwachten zou. Den Engelschen schrijver mag ik echter niet lastig vallen. Hij heeft ook niet meer willen leveren dan eene ‘zakelijke schets’ der laatste gebeurtenissen, een leerboek. Men kan hem alleen beschuldigen van toch ook iets meer te beloven dan hij geeft, wanneer hij ook als doel van zijn schrijven opgeeft, ‘om de tusschenkomst van buitenlandsche belangstellende vrienden, - waarbij hij bijzonder zijne eigene landgenooten op het oog heeft (lees liever bedoelt), - in zaken welke het doorzigt en de geestkracht van het volk zelf alleen tot eene voldoende ontwikkeling (oplossing?) kunnen brengen, meer te ontraden, dan aan te bevelen.’ - Ja, ja, dat zou een zeer goed leidend denkbeeld kunnen zijn, geschikt voor den Engelschman die over Italië schrijft. Maar daartoe zou hij dan ook dieper moeten doordringen in de beteekenis van de laatste gebeurtenissen, juister moeten aangeven, wat zij aangaande ‘het doorzigt en de geestkracht van het volk zelf’ hebben geleerd, en welke zamenhang er tusschen de belangen van Italië en die der groote Europesche mogendheden bestaat. Diezelfde neiging om meer te beloven dan hij geeft, vinden wij ook in de inhoudsopgave, met het boek zelf vergeleken. Wanneer wij daar de veelomvattende opschriften lezen als: ‘De staatkunde van Vorst metternich’, ‘De militaire hulpbronnen van Italië’, ‘Karakter van karel felix’, en vele andere, dan valt hetgeen wij op de aangegeven bladzijden daarvan lezen wel iets tegen. Hadde hij zich bepaald bij het beloven van een leerboek en meer niet, dan kwam hem de eer toe, die belofte naar behooren vervuld te hebben. Maar wat nu de vertaling betreft, waarom moest dit boek nu eigenlijk vertaald worden? Ware het kort na de nog te weinig bekende gebeurtenissen uitgekomen, dan had het le merite de l'à-propos; maar het is vooreerst in 1855 pas uitgekomen en geeft toch niets over den lateren toestand en de | |
[pagina 38]
| |
allerlaatste gebeurtenissen in Italië, en ten anderen was het in Engeland al een geruimen tijd weêr vergeten, toen het naar ons werd overgebragt. Zooveel uitstekends heeft het niet, dat er geen Hollander te vinden zou zijn, die niet even goed eene dergelijke geschiedenis van Italië zou kunnen opstellen. Ik durf zelfs verder gaan en beweren, dat wie dit zelf niet zou kunnen doen, ook niet als vertaler moest optreden. Of de vertaler ook wel volle regt heeft om met zijn werk voor het publiek op te treden, zou ik niet zonder eenigen schroom durven beamen. Met het potlood in de hand heb ik zijn werk doorloopen, maar gelukkig voor hem, voor den lezer en voor mij is het papiertje, waarop ik vrij wat aanmerkingen opgeteekend had, weggeraakt. Dit weet ik mij nog wel te herinneren, dat er vele lamme zinnen en veel slecht Hollandsch in voorkomt, en dat de vertaler zelfs dat weinigje Italiaansch niet kent, dat hem bewaard zou hebben, om het meervoud Circoli nog met een achtergevoegde 's te pluraliseren. En hiermede meen ik genoeg over deze uitgave van de Heeren broese en Comp. gezegd te hebben. Duidelijkheidshalve vat ik mijn oordeel nog zamen in de verklaring, dat ik iedereen die hier niet meer zoekt dan een leesboek, dat hem in geregelde orde Italië's nieuwste geschiedenis mededeelt, - gerust kan aanraden het boek te koopen. De gebeurtenissen die het beschrijft, zijn waarlijk belangrijk genoeg. |
|