in de onze en in die van allen aan wie Evangelische verlichting en Evangelische zin bij onze zeelieden ter harte gaan - beter kunnen besteden, dan door het overzetten van dit geschrift, al acht hij zijnen arbeid niet beter te kunnen besluiten dan met den wensch en de bede van den schrijver over te nemen tot den ‘Drieëenigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest.’
Meer bladzijden, dan dit Tijdschrift regels voor de beoordeeling van dezen prekenbundel kan afzonderen, zouden wij moeten schrijven om al de godgeleerde scholastiekerij aan te wijzen en al de onjuiste, onevangelische voorstellingen te doen kennen, die schrijver en vertaler ‘op oorlogs- en koopvaardijschepen’ wil hebben uitgestald. Aan één staaltje zal men denkelijk genoeg hebben. De Christen heeft te strijden o.a. tegen den Duivel. ‘Die oude slang, waarmede de dwazen zoozeer den spot drijven, of wiens persoonlijk bestaan zij voorwenden niet te gelooven (grooter dienst kunnen zij hem zeker niet doen) is wel de geduchtste vijand, wegens zijne groote list en behendigheid en zijnen volhardenden ijver in dien strijd; terwijl hij volleerd is in de kunst om van de zwakste zijden van het menschelijk hart gebruik te maken ter bereiking van zijne helsche plannen. Wel heeft hij bij zijnen val alle goeds verloren, maar zijn groot verstand heeft hij behouden, en hoewel hij overwonnen is en in kluisters tot op den grooten oordeelsdag gehouden wordt, is en blijft zijne magt en invloed op het bedorven menschengeslacht toch zeer groot, en zoo God het niet weêrhield, zou hij, even als hij job van al zijne kinderen beroofde, weldra alle inwoners van de aarde verdelgd hebben’ - en wat daar meer volgt, te onzinnig om uit te schrijven, en waarbij het geestelijke spelen met woorden, zoo als in preek XIV: Overtogt van de Jordaan des doods (tekst Jerem. xii:5)! niet eens in aanmerking komt. Volgens den schrijver deed david geen gebed, die (schrijft de vertaler) niet door God werd verhoord (bladz. 145). Doch genoeg; wij zouden van dit maakwerk geene notitie nemen, indien wij ons niet verpligt rekenden om er nadrukkelijk tegen te waarschuwen allen, die, misschien op den titel af, zich zouden opgewekt gevoelen, om dit geschrift aan
boord te brengen. Wij hebben daartoe wat oneindig beter is, en de uitgevers hebben zich weinig verdienstelijk gemaakt met deze Sea Sermons in onze taal aan te bieden.