gewerkt en zich in zijne conditie goed had weten te schikken, werd hem de dienst opgezegd met de woorden:
‘Ik heb u niet langer noodig, maar geef u gedaan. Gij hebt mij tot mijne groote tevredenheid gediend, maar ik kan u niet met klinkende munt betalen. In de plaats daarvan geef ik u dit kleine tafeltje, hetwelk de eigenschap heeft, dat, wanneer gij het beveelt: “Dek u!” het dadelijk vol staat met de fijnste geregten en wijnen. Gij behoeft dus nimmermeer te hongeren noch te dorsten.’
De jongeling dankte voor het geschenk en scheidde met weêrzin van den ouden man. Hij aan vaardde inmiddels den terugweg naar zijne geboorte-stad en was aan de laatste herberg gekomen. Dikwijls had hij van zijne wonderbare tafel de goede gaven genoten, en zich zelfs in de herberg opgesloten, zonder iets te verteren. Dit wekte de nieuwsgierigheid van den hospes, zoodat hij door het dunne planken beschot van de slaapkamer van zijnen gast diens geheim bespiedde. Toen nu de jongeling des avonds zijn tafeltje aan den waard ter bewaring gaf, besloot deze het zich toe te eigenen en maakte haastig een ander, dat uiterlijk geheel op het eerste geleek en hetwelk hij des morgens aan den jongeling gaf, die, het bedrog niet gissende, zich vrolijk daarmede naar de zijnen spoedde. Natuurlijk kon de valsche tafel zich zelve niet dekken. Onze handwerks-gezel gevoelde zoowel spijt als verdriet.
‘Nu,’ zeide zijn vader, de kleêrmaker, ‘gij hebt wel uw fortuin gemaakt met uwe tafel. Maar laat de gansche stad u om uwe dwaasheid niet bespotten. Weg van hier!’
En de lange schrijnwerker moest op nieuw naar zijn gereedschap grijpen en werken, dat hem de leden zeer deden.
Nu was ook de tweede zoon van den kleêrmaker, ‘de dikke’, de molenaarsknecht, uitgeleerd en begaf zich ook naar het vreemde land. Het geval wilde, dat ook hij denzelfden weg bewandelde als zijn broeder, en hetzelfde kleine oude mannetje ontmoette, wiens woning in een molen was veranderd, alwaar ‘de dikke’ aan het werk kwam, en toen hij zijn afscheid kreeg, ontving hij tot loon een ezel met de zeldzame eigenschap, dat telkens wanneer hij hem beval zich uit te strekken, hij blanke dukaten uitwierp. Maar ongelukki-