- Die dwazen daar benijden mij, en hier sta ik onbeschut voor den storm, zonder stutten, zonder een buur, met wien ik als kameraad en vriend praten kan; ter weêrszijden van mij gaat de lijn naar beneden, allen benijden mij.
- Ja, dat is waar - zeide ik in het voorbijgaan tot de verhevene paal en ging verder. Overal klagten. Eindelijk werd ik knorrig op de domme palen. - Wat moest het telegraaf-bestuur dan doen? Moest het u allen op dezelfde plaats, op één hoop geplaatst hebben?
- Ja, dat was billijk geweest; wij zijn allen even goed, van dezelfde soort van hout, door denzelfden baas gehouwen.
- Maar dan waart gij ook onnoodig geweest, want dan hadt gij niet te zamen ter ondersteuning van de telegraaf-lijn kunnen dienen.
- Dat is ons hetzelfde.
- Weet, goede vrienden! - hernam ik verzoenende - dat door den draad die tusschen uwe dwaze hoofden gespannen is, gedachten gaan, sneller dan de bliksem, over de wereld; deze denkbeelden behooren niet u toe, maar dengenen, die verstandiger, wijzer en beter zijn dan gij; en gij arme, zoo ongelijk door het lot bedeelde telegraaf-palen, draagt slechts den draad, door welken het woord over de aarde stroomt. Weest tevreden, elk op zijne plaats. De telegraaf-palen moeten nu hoog, dan laag staan, nu tusschen steen, dan in een poel, dan in een veld, zoo moet het wezen.
Toen zeide een telegraaf-post, die zijne plaats bekomen had daar, waar de draad in twee armen verdeeld werd - hij was de wijsste van allen, want hij had gezwegen - Kameraden! - zeide hij - laat ons als kinderen der wouden niet zoo dwaas zijn als de kinderen der wereld, die menschen genoemd worden. Zij zijn nooit tevreden met hunne plaats, en toch moesten zij weten, dat zij niet anders dan telegraaf-palen zijn, die Gods eeuwige gedachten van land tot land, van eeuw tot eeuw overbrengen, en allen doen het evenzeer, de arme zoowel als de rijke, de zwakke zoowel als de sterke, de bedelaar zoowel als degene, die in purper gekleed gaat, degene wiens naam niemand kent zoowel als hij, wiens naam in de geschiedenis leeft. Alle dragen er toe bij, dat het Goddelijke strale over de wereld.
- Ja, ja - zeiden de anderen, die hem hoorden - wij