Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858
(1858)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe brandweer in de N.-Amerikaansche steden.Onder de vele dingen, die den vreemdeling in eene der groote steden van N.-Amerika schrik aanjagen, behoort een feestelijke optogt van het corps der brandweer, een genoegen, dat die Heeren zich bij alle mogelijke gelegenheden gaarne gunnen. Die weldoeners van de burgerij schijnen zich dan ook het regt aan te matigen, om de brave burgers met even weinig complimenten te behandelen, als zij dat onder elkaâr doen. Hoe nadeelig echter voor de private orde en rust, de publieke orde (waarvan men in Amerika ook spreekt) wordt er nooit door gestoord, en dus kan de overheid in het vrije | |
[pagina 559]
| |
land zich met deze wijze van zich te amuseren, niet inlaten. Trouwens, dat ware ook zoo gemakkelijk niet. De mannen van de brandweer maken een geregeld corps uit, eene soort van afzonderlijk gild, dat aan de contrôle van de stedelijke overheid eigenlijk ontwassen is. Zij zijn eene ‘Institution’, en dat is een naam die veel zegt, gelijk hij ook aan veel gegeven wordt: de Niagara b.v. en de Amerikaansche aardappelen; alles in één woord wat, te regt of ten onregte, de trots van het land uitmaakt, is eene Institution, en daarvoor is het raadzaam beleefd den hoed af te nemen. Het systeem van brandweer in bijna alle groote steden van de Unie, is ook op geheel eigenaardig Amerikaansche leest geschoeid, en (misschien gelukkig) bestaat er zoo iets in geene andere beschaafde maatschappij. Men zegt, dat de stad Boston de eenige is, waar men verstand en moed beiden genoeg heeft gehad om de brandspuitdienst naar een geschikter plan in te rigten, zoodat zij onder onmiddellijke contrôle van het stadsbestuur staat. Overal elders zijn de spuitgasten eene ware magt in den staat, van vrij wat politieken invloed, en buiten bereik van eenige andere magt, dan die zij zelven gelieven te kiezen en te erkenen. Het is een ligchaam, dat men moet vreezen wegens zijne talrijkheid, en dat gevaarlijk is door zijne organisatie, daar het grootelijks zamengesteld is uit mannen, die reeds door hun jeugdigen leeftijd tot de meest roekelooze en woeste behooren. Een brand is voor hen wat een veldslag is voor den soldaat, en zij zijn even vaardig om met hunne natuurgenooten te vechten, als met het element, dat zij bestrijden moeten. In New-York, Philadelphia en andere voorname steden, wordt de brandspuit geheel vrijwillig bediend, alleen ‘uit liefde voor de zaak’, of eigenlijk voor de pret. Het zijn meestal jonge mannen, die zich bij dag bezig houden met ligchamelijken arbeid, waaronder slechts enkele klerken en winkeliers. Elke candidaat moet vóór zijne opname in het corps worden geballoteerd, even als een lid van eene club of sociëteit. Zoo hij aangenomen wordt, dan moet hij volle vijf jaren dienst doen, en is gedurende dien tijd vrij van krijgsdienst en de jury. De brandmannen (firemen) kiezen hunne eigene bestuurders en officieren, en worden verdeeld in spuitcompagniën, haak- en laddercompagniën en pijpcompagniën. Spuiten en toebehooren bezorgt het stadsbestuur, de firemen | |
[pagina 560]
| |
hebben alleen liefhebberij om ze te versieren met eene menigte banieren, schilden en dergelijken, meer dan genoeg om hunne mildheid en liefde voor de zaak te bewijzen. Dit zijn echter niet de eenige opofferingen, die zij zich getroosten. Behalve de groote gevaren, waaraan zij dikwijls blootgesteld zijn, sleept deze dienst nog vrij wat uitgaven na zich. Zij moeten voor hun eigen costuum zorgen, en besteden bovendien aanzienlijke sommen aan de versiering van hunne spuiten en vooral aan de wacht- en koffijkamers op de verschillende brandstations. De wachtkamers, waar de ongehuwden den nacht doorbrengen, om bij het eerste alarm gereed te zijn, zijn reeds zeer net ingerigt, maar de koffij- of spreekkamers evenaren dikwijls in sierlijke en comfortable inrigting die van de beroemdste hôtels. Daarenboven prijken de wanden en het buffet met een schat van schilderijen en kostbare zilverwerken, hetzij door particulieren, hetzij door assurantie-maatschappijën uit dankbaarheid voor bewezen diensten en bijzondere heldenstukken, aangeboden. Even als de brandweer eene Institution is, zoo is in de Amerikaansche steden brand eigenlijk ook eene Institution. Zij het zorgeloosheid, of de gewoonte om alle huizen, openbare en particuliere, overmatig warm te stoken door verwarmingstoestellen, ovens of kagchels; of de brandbaarheid van de gewone bouwmaterialen; of al deze oorzaken (en misschien nog wel andere!) te zamen, - zeker is het, dat in Amerika het publiek nog meer op branden onthaald wordt, dan in Europa. Merkwaardig zijn echter de voorzorgen, die de dappere spuitgasten in de gelegenheid stellen, om oogenblikkelijk het punt des gevaars te kennen en er zich heen te begeven. De straten van New-York, Philadelphia, Boston en andere voorname stedenGa naar voetnoot(*) zijn in alle rigtingen doorkruisd door telegraafdraden, die altijd op het stadhuis zamenkomen, en dus onmiddellijk het minste brand-alarm aan de hoofdwacht mededeelen. Door een zeer vernuftig systeem, dat men aan de Heeren farmer en Dr. channing van Boston te danken heeft, wordt het berigt van brand uit elk deel der stad dadelijk naar | |
[pagina 561]
| |
het middenpunt overgebragt en evenzoo van daar weder door de geheele stad verspreid. In eene lezing, door Dr. channing onlangs in de Smithsonian InstitutionGa naar voetnoot(*) gehouden, legt hij dit systeem aldus uit. ‘Van het centrale brandstation bij het stadhuis verspreiden zich de draden over de huizen heen naar alle rigtingen, en evenzoo weder andere terug. Deze laatste heeten de signaallijnen, die het uitbreken van een brand naar het middenpunt moeten berigten, en wel door een zeer doelmatigen toestel. Aan die lijnen zijn namelijk verbonden een groot aantal signaalkasten, zoo mogelijk aan de hoeken van alle straten en pleinen. Dit zijn kastjes van gegoten ijzer, aan de buitenwanden van de huizen bevestigd, die door middel van draden, door ijzeren buizen loopende, met de draden van boven verbonden zijn. Op de deur van elk signaalkastje staat het No. van het branddistrict, het No. van het kastje of station zelf, en de plaats (altijd in de nabijheid), waar de sleutelbewaarder woont, is ook zeer duidelijk er op aangegeven. Is het deurtje geopend, dan ziet men eene kruk, en wanneer deze omgedraaid wordt, brengt dit naar het hoofdstation over het No. van het district en dat van het station, anders niet. Herhaald omdraaijen geeft alleen herhaling van hetzelfde signaal. Op deze wijze kan (wanneer men eenmaal den sleutel heeft) ieder, die maar in staat is een koffijmolen te draaijen, het alarm zonder missen naar het hoofdstation overbrengen. Dáár loopen al de signaaldraden uit op eene kleine alarmklok en een register, waarop het signaal wordt aangegeven. Wanneer er dus b.v. brand ontstaat in district No. 3, station No. 5, en de kruk van dat kastje is omgedraaid, dan wordt de wachter of bureaulist aan het hoofdstation dadelijk gewaarschuwd door het schelletje, en kan dan op zijn register de telegraphische teekenen lezen, die beteekenen district 3 en station 5. - Doch wanneer nu op deze wijze de brand aan het hoofdstation bekend is, dan wordt het de vraag: hoe zal men van hier over de geheele stad het | |
[pagina 562]
| |
alarm verspreiden?Ga naar voetnoot(*). Dit geschiedt aldus: van het hoofdstation uit loopen weder andere lijnen (alarmlijnen genaamd) naar de verschillende brandklokken in de stad, waaraan machines zijn, die ze in beweging brengen, en wel door middel der telegraphie. Daardoor behoeft de wachter aan het hoofdstation slechts met den vinger eenen sleutel aan te raken, om al die machines te gelijk in beweging te zetten, en zoodoende door de geheele stad alarm te geven.’ Het is zeker een zegepraal der wetenschap, om door middel van één instrument te gelijk al de alarmklokken van eene zeer groote en uitgestrekte stad in beweging te brengen, en zoo al de brandcompagniën met hare spuiten, ladders en haken, op straat te roepen, en te gelijk aan elk de juiste plaats van den brand aan te duiden; - maar juist de noodzakelijkheid van al deze voorzorgen zijn genoeg om te bewijzen, dat er iets verkeerds is, hetzij in de inrigting der huizen of de wijzen van stoken in Amerika, of in het gebrek aan de noodige oplettendheid, waardoor in andere deelen der wereld branden op verre na zoo dikwijls niet voorkomen. Vrij algemeen wordt door de Amerikanen beweerd, dat zeer dikwijls een brand wordt aangestoken door de jongens (zoo als die heeren genoemd worden) alleen uit de grap, of uit wedijver tusschen een paar compagniën, die elkander in het doen van waagstukken de loef wenschen af te steken; of ook om aanleiding te vinden tot een straatgevecht, waar zij eenen hangenden twist kunnen uitmaken. Dit beweren moet men aannemen voor wat het is, namelijk voor iets wat onwaar kan zijn, maar dat door menig aanzienlijk burger in New-York en Philadelphia geloofd wordt. In de laatste dezer steden is men regelmatig alle zaturdagen op een brandje voor- | |
[pagina 563]
| |
bereid; dan hebben de jongens hun weekloon ontvangen en zijn rijp voor een pretje. In Boston, waar de brandweer door het stadsbestuur wordt betaald en geregeld, komt een brand veel zeldzamer voor dan in New-York, en zijn straatgevechten onder de spuitgasten eene ongehoorde zaak. Wie der Amerikanen courantenliefhebberij kent, begrijpt reeds van zelf, dat ook het gilde der firemen zijn afzonderlijk dagblad heeft, dat geheel aan de belangen der broederschap en aan bekendmaking van uitstekende heldenstukken gewijd is. |
|