14 à 15 maal honderd duizend francs zou kunnen opbrengen, benevens nog 500,000 fr. te goed uit de opbrengst van zijne Entretiens Littéraires (zamen dus 2 millioen); verder als jaarlijksch inkomen eene lijfrente van 21,000 fr., hem door den Sultan geschonken (die mild kan wezen, zoolang er Grieksche bankiers zijn, die hem tegen fabelachtige renten willen voorschieten); de opbrengst van een tweede landgoed te Monceaux, ad 6000 fr.; een inkomen zijner vrouw van 10,000 fr., behalve eindelijk hetgeen hij nog met zijne dichterlijke pen kan verdienen, en dat op 13,000 fr. per jaar wordt geschat.
Nogtans heeft hij het in deze zorgvolle tijden niet kunnen bolwerken; de aardappelen zijn zoo duur en het is hem zeker ook niet meêgeloopen. In allen gevalle, zoo ver was het met hem gekomen dat de beide eerstgenoemde bezittingen aan pandjes en hypotheken weggingen, en hem niet anders dan de genoemde jaarlijksche inkomsten om van te leven overschoten. Wat kon hij in dezen uitersten nood anders doen dan de hand uitstrekken om te bedelen? Dus gaf hij zich wel niet aan bij de Diaconie, maar riep toch de hulp der publieke weldadigheid in, - tot groote ergernis der Franschen, en tot niet geringe verveling van het buitenland, dat telkens in de dagbladen lezen moest, hoe slecht het met de lamartine-inschrijving vlotten wou. Men weet dan ook in Frankrijk niet, wat men van deze treurige zaak zeggen moet; het is zeker onaangenaam voor het nationale gevoel, om den man in verlegenheid te laten, die in 1848 het vaderland voor veel kwaad heeft behoed; maar het is toch ook wat lastig hem telkens te helpen bij die herhaalde finantiële ongesteldheden, die hem even dikwijls overkomen, als een Zaanlander of Zeeuw de koorts. Men wijt de geheele zaak dan ook maar aan zijne vrienden, en merkt teregt aan, dat die Fetishaanbidders beter gedaan hadden, hem wat te helpen cijferen en orde houden, dan door hunne overdreven liefde hem zelven en geheel Frankrijk aan de kaak te stellen. Zeker is het, dat men zich weinig heeft gehaast, om groote cijfers op de inteekenlijst te stellen, al was het ook, dat de fijne hand der Keizerin hare keizerlijke aalmoes daar bovenaan had genotificeerd.
Onlangs verontwaardigde een Journalist er zich over, dat men in Italië voor de orsini-inschrijving zooveel millioenen opbragt, als naauwelijks de Franschen honderdduizenden voor de