men van de Muzelmannen aan, zooals b.v. verleden jaar een Turksch zedekundig werk in Parijs verscheen: ‘Conseils de nabi efendi à son fils aboul khair.’
Doch tegenover Frankrijk is het al veel eer voor Nederland, dat wij ten minste niet bij de Turken achterstaan.
Fijn, maar brutaal. - In het opstel over orsini van het vorige No. werd reeds de gissing geopperd, dat waarschijnlijk 's mans vader aan dezelfde zamenzwering tegen den Paus had deelgenomen, waarin ook de beide broeders buonaparte (de eene reeds overleden, de andere thans Keizer) betrokken waren. Dit blijkt werkelijk het geval geweest te zijn. Maar nog sterker is het, dat de advokaat van orsini, Mr. jules favre, van deze omstandigheid gebruik heeft durven maken. In zijn pleidooi heeft hij ook de geschiedenis van den ouden Heer orsini opgehaald, en eindigt met te zeggen: ‘en 1831 il conspirait contre le gouvernement Pontifical avec d'illustres complices.’
Dat de Letteroefeningen eens van zulk eene omstandigheid gewagen, kan er door; dat de Engelsche bladen ronduit zeggen: ‘het is nog zoo lang niet geleden, dat gij zelf, Keizer der Franschen, in datzelfde Engeland, waar gij thans zoo over klaagt, eene wijkplaats hebt gevonden, en insgelijks van daar uit tegen het toenmalige gouvernement hebt zamengezworen, - dat laat zich begrijpen; maar dat men in Parijs zelf, bij eene openbare zitting van het Hof van Assises, al is het dan ook onder bedekte termen, durft zeggen: ‘Uwe Majesteit was weleer aan dezen man of aan zijn vader gelijk!’ - dat is een belangrijk verschijnsel.
Wat klagen die Franschen toch, dat de vrijheid van spreken aan banden wordt gelegd, omdat couranten aan de grenzen worden aangehouden, tijdschriften opgeheven, aan beambten het schrijven in dagbladen verboden, spionnen allerwege vermenigvuldigd worden, enz. enz.? Zij mogen immers zeggen, wat zij willen, of - zij willen zeggen, wat zij mogen, en meer dan dat.