Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858
(1858)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe woelingen in Kansas.
| |
[pagina 81]
| |
te breiden. Terwijl men in Rusland, het gebied van despotisme en overheersching bij uitnemendheid, de eischen des tijds toont te begrijpen, door de bevrijding der lijfeigenen voor te bereiden, hebben de voorstanders der individuëele vrijheid in Amerika een hevigen strijd te voeren, waarin het hun zeer moeijelijk, indien niet onmogelijk zal zijn, de overwinning te behalen. En toch verzekeren de lofredenaars van het jeugdig gemeenebest, dat het alle andere staten vooruit is op de baan der beschaving en der humaniteit, dat het reden heeft om met trotsche minachting neêr te zien op het vergrijsd en afgeleefd Europa. Twee partijen staan daar tegenover elkaâr als de voornaamste politieke facties in den staat, de beschermers en de vijanden van het stelsel der slavernij. Met welk eene verbittering die beide elkaâr bestrijden, hoe de eerste vooral geene middelen ongeoorloofd acht om haar doel te naderen, hoe ter plaatse waar die strijd woedt, alle maatschappelijke orde, rust en welvaart worden vernietigd, blijkt duidelijk uit de gebeurtenissen in het landschap Kansas, waarvan hier een overzigt wordt gegeven.
Het grondgebied, dat den naam Kansas draagt, beslaat eene vlakte van ongeveer 122,000 vierkante mijlen, gelegen tusschen de staten Missouri en Nieuw-Mexico, het gebied Utah, het Rocky-gebergte en de rivier Missouri. Tot vóór drie jaren was het alleen door Indianen bewoond, die tot hier teruggedrongen in een half beschaafden, half verwilderden toestand leefden. Vóór dat de emigratie naar Californië begon, werd het gansche land van Kansas als eene Indiaansche wildernis aangezien. De grens van Missouri gold in 't algemeen voor den uitersten voorpost der beschaving, daarachter was niets te vinden dan een woest, onherbergzaam oord, dat men zonder nijd aan de afgejaagde roodhuiden kon overlaten. Sedert echter de landhandel op Californië begon, rigtte de blik der Yankees zich met verlangen naar dit land, en reeds den 4den Januarij 1854 trad senator douglas in het Congres op met een bill, waarin hij de organisatie van dit gebied voorstelde, ofschoon daarin toen nog niet meer dan 200 blanke familiën, waaronder eenige Indische zendelingen woonden. - Hiermede was het teeken en de aanleiding tot den strijd gegeven. Het indienen en aannemen van deze wet was van buitengewoon belang; | |
[pagina 82]
| |
niet alleen omdat daardoor een nieuw veld zou worden geopend voor den handel en de emigratie, maar vooral omdat senator douglas, als rapporteur van de commissie, die de voordragt moest onderzoeken, de gelegenheid gunstig had geacht om in het stelsel, dat de republiek tot dusver bij het opnemen van staten en landen gevolgd had, eene wijziging te brengen, en in de oorkonde der organisatie een nieuw beginsel in te schuiven. Toen namelijk in 1820 het gebied Missouri als staat der Unie was opgenomen, had men bij de wet bepaald, dat de slavernij aan gene zijde van den grens 30o36′ Noorder Breedte ten eeuwigen dage op het grondgebied der Vereenigde Staten zou verboden zijn. Volgens deze wet kon het land van Kansas nimmer tot een slavenstaat gemaakt worden, daar het tusschen 37o en 40o N.B. ligt. De rapporteur bedoelde echter juist om Kansas voor de in voering der slavernij open te stellen. - Namens de commissie stelde hij dus voor, dat voortaan in de onderscheidene staten het invoeren der slavernij alleen zou afhangen van den wil der inwoners. Immers bij de oprigting der Unie was de toelating of wering der slavernij voor eene private aangelegenheid der onderscheidene staten verklaard. Bovendien had het Congres tot hiertoe betreffende deze zaak altijd het beginsel van non-interventie tegenover de afzonderlijke staten in acht genomen. - Hij herinnerde daarbij niet, dat die gebruikelijke non-interventie alleen de afschaffing, niet de invoering der slavernij gold. Den 24sten Mei 1854 werd in het Congres de voorgestelde wet aangenomen, waarin deze zinsnede gelezen wordt: ‘Wordt bevolen dat de staatsregeling en alle wetten der Vereenigde Staten, die niet plaatselijk onuitvoerbaar zijn, binnen het land van Kansas dezelfde kracht en werking als in al de andere deelen der Unie zullen hebben, met uitzondering van de achtste sectie der acte van 6 Maart 1820, welke als strijdig met de beginselen van non-interventie van het Congres met betrekking tot de slavernij in de afzonderlijke staten, bij deze als opgeheven en niet geldig verklaard wordt; dewijl de eigenlijke bedoeling dezer acte is, om de slavernij in geen staat of gebied bij de wet vast te stellen, maar aan de bewoners de vrijheid te geven om hunne huiselijke inrigtingen naar eigen goedvinden te regelen, overeenkomstig de wetten der Vereenigde Staten, en onder voorwaarde, dat niets wat daarin bevat is, | |
[pagina 83]
| |
zoo uitgelegd mag worden, dat daardoor eenige wet of verordening, welke vóór de acte van 6 Maart 1820 bestond en door welke de slavernij beschermd, ingevoerd, verboden of opgeheven wordt, weder opgenomen of in werking gebragt zou kunnen worden.’ Dit is de veel besprokene repeal-clausule, die in eene volgende sectie der wet wordt aangevuld met deze woorden: ‘En wanneer het genoemde gebied of eenig deel daarvan als één of meer staten in de Unie wordt opgenomen, zoo moet het met of zonder slavernij worden toegelaten, zoo als zijne inrigting ten tijde van de opneming zal voorschrijven.’ Deze bepalingen moesten natuurlijk de beide partijen, de vrienden en de vijanden der slavernij te wapen roepen. Van weerskanten moest nu alles worden in het werk gesteld om in Kansas de meerderheid te verkrijgen. Vooral in den naburigen staat Missouri veroorzaakte de bill groote beweging. De inwoners trokken in groote scharen onder aanvoering van aanzienlijke burgers over de grenzen en hielden op het grondgebied van Kansas volksvergaderingen, waarin besluiten werden genomen ten gunste der slavernij. Op allerlei wijze zochten zij zich van een aanzienlijk grondbezit te verzekeren. Maar ook de tegenstanders der slavernij bleven niet werkeloos. Zij vereenigden zich in genootschappen om de kolonisatie te bevorderen; zij zochten vooral bekwame en schrandere handwerkslieden voor Kansas te werven. Weldra had eene menigte hunner aanhangers het gebied betreden en begon met hulp der maatschappijen zich daar te vestigen. De aankomst dezer lieden vervulde de kolonisten uit Missouri met onrust en wrevel. Zij gevoelden, dat zij zich moesten haasten en krachtige maatregelen nemen, zouden de tegenstanders niet spoedig de overhand bekomen. De toebereidselen werden dan ook gemaakt in eene meeting, in Julij 1854, waarin de volgende besluiten werden genomen: ‘Besloten, dat deze vereeniging zich, wanneer zij ooit door een burger van het Kansasgebied wordt te hulp geroepen, bereidvaardig zal houden, om hem bij te staan, ten einde alle kolonisten, die met behulp der maatschappijën van het Noorden herwaarts komen, te verdrijven.’ - ‘Besloten, dat wij den burgers van andere districten, vooral die aan de grenzen van het Kansasgebied aanbevelen, gelijke maatregelen te nemen en hunne bereidwilligheid om mede te werken aan de | |
[pagina 84]
| |
uitvoering van het bovengenoemde besluit, te doen blijken.’ Zoo was de burgeroorlog verklaard, die van nu aan in het landschap zou woeden. Daarmeê was de rust, de vrede en de persoonlijke veiligheid uit Kansas geweken. Waar ergens twee vreemden elkander ontmoetten, was de eerste vraag naar afkomst en staatkundige denkwijze. Naar gelang van het antwoord begroetten zij elkaâr als vrienden of als de bitterste vijanden. Maar zoo als te verwachten was, het bleef niet bij woorden, welhaast kwam het tot daden. Eene soort van voorspel van de bloedige gebeurtenissen, die later zouden plaats grijpen, werd reeds in dezelfde maand Julij 1854 aanschouwd. Toen verscheen de eerste expeditie, door de groote maatschappijën afgezonden, vijanden der slavernij, in Kansas. 't Eerste gezelschap bestond uit 30 man, en werd geleid door charles branscomb; twee weken later kwam eene tweede vereeniging van ruim 60 leden aan, onder aanvoering van den geestelijke, Dr. robinson en s.c. pomeroy. Men vestigde zich op een schoonen prairie-heuvel nabij de rivier Kansas, ter plaatse waar tegenwoordig de stad Lawrence ligt. De tenten werden opgeslagen, de plattegrond voor de toekomstige stad afgemeten en bepaald en de eerste maatregelen tot hare stichting getroffen. Het berigt van de aankomst dezer Yankees en hunner vestiging had zich intusschen als een loopend vuur langs de grenzen van Missouri verbreid. Op zekeren morgen, terwijl de vreedzame volkplanters nog bezig waren boomen te vellen voor hunne blokhuizen, verscheen een lange optogt in de vlakte, die alle kenmerken van een gewapend corps vertoonde. Ongeveer 80 man sterk, met een speelman aan 't hoofd, naderde de troep fluitende en vloekende de volkplanting en hield stand aan de overzijde van de beek, die door Lawrence vloeit. 's Namiddags kwam nog eene versterking van 30 man. Intusschen naderde de avond, en beide partijen waren op een geweerschot afstands van elkaâr verwijderd. Toen de troep uit Missouri wachtvuren aangestoken had, zond Dr. robinson drie parlementairs af, om te vragen met welk oogmerk de vreemdelingen herwaarts gekomen waren. Het antwoord luidde, brutaal genoeg: dat de Abolitionisten (afschaffers der slavernij) hunne tenten moesten afbreken en het land verlaten, of zij zouden met geweld verjaagd worden; dat men hun tijd zou | |
[pagina 85]
| |
geven tot den volgenden morgen, om den terugtogt op eene vreedzame wijze te kunnen volbrengen. De kolonisten beraadslaagden, wat hun te doen stond, en na eenige overwegingen besloten zij te blijven. De nacht ging rustig voorbij. Den anderen morgen kwam nog eene versterking bij den vijandelijken troep aan en bragt het aantal tot 150 man. Nu werd vandaar eene kennisgeving afgezonden, inhoudende dat de Abolitionisten tot 10 uur tijd zouden hebben om de plaats te ontruimen en het gebied te verlaten om nimmer terug te keeren. Deze notificatie werd afgewezen, en ten 10 ure stelden de ‘Vrijstaatsmannen’ zich in parade voor hunne tenten om den vijand af te wachten. Hij kwam echter niet. Een half uur later werd een nieuw ultimatum aangezegd, dat door een derde en een vierde gevolgd werd. Toen echter de kolonisten standvastig bleven en eindelijk begonnen te spotten met de bedreigingen, brak er onder de vijandelijke bende weldra twist uit, gepaard met vloeken en tieren. Tegen zons-onder-gang trok een 60-tal van die helden af, schreeuwende dat zij met zulke verraders niets te doen wilden hebben. Na den aftogt van dezen rekenden de overigen zich ook niet veilig meer en braken in de schemering hun leger op. Zoo eindigde de eerste inval in Kansas, die gevolgd stond te worden door andere, wier afloop niet zoo belagchelijk, maar huiveringwekkend wezen zou. Ten gevolge van de aanneming der wet tot organisatie van Kansas, werd door den president der Unie een bestuur voor dat gebied benoemd, aan welks hoofd zekere a.h. reeder, uit Pensylvanië, stond als gouverneur. Nu moest een afgevaardigde voor Kansas gekozen worden om zitting te nemen in het huis der Repraesentanten. Naar de bepaling der wet moest de gekozene een burger zijn der Vereenigde Staten en waren allen kiesgeregtigden, die van de keuze der leden voor de wetgevende vergadering in Kansas niet uitgesloten waren. Deze eerste verkiezing zou plaats hebben den 29sten November 1854. De partij der slavenhouders schroomde niet openbaar geweld te gebruiken, ten einde de zegepraal te behalen. Alle kolonisten, die maar verdacht waren van tegen de slavernij gezind te zijn, werden met bowie-mes en revolver van de stembus verdreven. Geheele scharen stemden, die geen ander bewijs | |
[pagina 86]
| |
van bevoegdheid daartoe konden geven, dan dat zij aanspraak maakten op grondbezit in het land van Kansas. Het gerucht van deze ergerlijke regtsverkrachting drong door tot Washington, en het Congres benoemde eene commissie om het voorgevallene te onderzoeken. Het officiëele verslag, door deze commissie uitgebragt, is zeer belangrijk. Daarin wordt gezegd: ‘In denzelfden tijd (de aankomst van den gouverneur reeder) en vóór dat eenige verkiezing plaats had of geschieden kon, werd in den staat Missouri een geheim staatkundig gezelschap opgerigt. Het was bekend onder verschillende namen, als: Social Band, Friends Society, Blue Lodge, The sons of the South. - Zijne medeleden waren door geheime eeden gebonden en hadden wachtwoorden en teekens, waaraan zij elkander konden herkennen. Er was straf bepaald op de schending van de regelen en geheimenissen der orde. De verschillende afdeelingen waren door eene geregelde organisatie met elkaâr verbonden. 't Geheel omvatte een groot aantal burgers van Missouri en andere slavenstaten. Hunne blijkbare bedoeling was, de slavernij niet alleen in Kansas, maar ook in andere landschappen der Vereenigde Staten in te voeren en alle vrienden dezer instelling in één bondgenootschap te verzamelen. Aan het hoofd van dit gevaarlijk gezelschap stonden mannen, die er rond voor uit kwamen, dat zij tot elken prijs de slavernij in het gebied van Kansas wilden invoeren. Terwijl de groote meerderheid van de werkelijke volkplanters in het gebied vertrouwde op de haar door de organieke wetten verzekerde regten en geene verbindtenissen maakte, nam de zamenzwering tegen hare regten in een naburigen staat meer en meer toe, en zou sterk genoeg zijn geweest om haar bij deze eerste verkiezing te overwinnen, zelfs al had zij zich als één man daartegen verzet,’ - Ten gevolge van deze ontdekkingen werden van de 2843 uitgebragte stemmen niet meer dan 1114 als geldig erkend. Van deze wettige stemmen verkreeg generaal whisfield de meerderheid. - Hoe groote magt dit gezelschap Blue Lodge over zijne leden oefende, bleek uit het gedrag dergenen, die door de genoemde commissie ter verantwoording van hun gedrag geroepen en verhoord werden. Bijna allen weigerden iets te openbaren aangaande het bestaan van een geheim genootschap, antwoordden met grofheden of zwegen geheel. Alleen door de bekentenissen van een afvalligen | |
[pagina 87]
| |
broeder verkreeg de commissie kennis van de geheime organisatie. Het was een volslagen schrikbewind, dat de handelingen der Spaansche Inquisitie herinnert. De vrijheid van spreken was geheel onderdrukt, terwijl ten gunste der slavernij allerlei redeneringen en vertoogen openbaar gemaakt werden. Enkele dier artikels mogen hier plaats vinden als staaltjes, hoe de voorstanders der slavernij hunne zaak zoeken te verdedigen. Zoo heette het b.v.: ‘De slavernij heeft een invloed op het karakter der blanke vrouw, die deze instelling moest aanbevelen aan allen, die het blanke geslacht meer dan het zwarte beminnen. Zij is scherm voor de deugd der blanke vrouw. Zoolang de man losbandig is, zal de vrouw zijn offer blijven. Diegene, welke gedwongen zijn eene plaats onder de huisgenooten in te nemen, waren altijd 't meest blootgesteld aan verleiding en zullen daartegen 't minst beveiligd zijn. Dit is een der nadeelen van de slavernij. Het betreft alle, welke in dien staat zich bevinden, zoowel de schoone Circassische als de zwarte dochter van Afrika. Wij zijn dan vrij om te verklaren, dat wij de blanke vrouw zoo zeer beminnen, dat wij haar ten koste van de Negerin willen redden.’ Zoo meldde een berigtgever in een der dagbladen van die partij: Laatstleden maandag had een gevecht plaats te Doniphan (in het gebied Kansas), waarbij de bowie-messen lustig gebruikt werden. De aanleiding was een politieke twist tusschen een proslaveryman en een freesoiler. Beide partijen werden erg toegetakeld, maar wij zijn zoo gelukkig te kunnen berigten, dat de freesoiler op weg is om in het gras te bijten, terwijl de proslaveryman weêr hersteld en tot een nieuwen kamp bereid is. Kansas is een moeijelijke weg om te bewandelen voor freesoilers.’
Opmerkelijk is het, dat niettegenstaande al de bemoeijingen der beschermers van de slavernij, het grootste aantal der volkplanters, die zich van tijd tot tijd in Kansas vestigden, behoorde tot de tegenpartij. Volgens de Kansas-acte moesten nu vertegenwoordigers gekozen worden door de inwoners, ten einde eene wetgeving voor het gebied te vervaardigen. Wat er bij de verkiezing in November was geschied, had grootere waakzaamheid opgewekt bij de voorstanders der vrijheid. Zij hadden zich georganiseerd, hadden candidaten benoemd, en | |
[pagina 88]
| |
zouden hunne keuze zeker met groote meerderheid doorgezet hebben, indien die niet door een nieuwen en grooteren inval uit Missouri ware verijdeld geworden. Reeds eenige dagen vóór de verkiezing kwamen meer dan 5000 Missouriërs op het gebied aan, 't welk zij eerst eenige dagen na den afloop verlieten. ‘Zij kwamen om te stemmen en met duidelijk oogmerk, om van Kansas een slavenstaat te maken. Zij waren allen gewapend, bragten tenten meê en marcheerden aldus het gebied binnen. In het officiëele berigt over hetgeen er bij deze verkiezing van 30 Maart 1855 geschied is, in het district Bloomington, komt het volgende voor: ‘Op den morgen der verkiezing verschenen de door den gouverneur benoemde stemopnemers en openden de stembus. Hunne namen waren harrison burson, nathanaël ramsay en Mr. ellison. Nog vroeg op den dag kwamen de Missouriërs, omstreeks 5 à 600 man, in wagens en te paard, onder aanvoering van samuël jones, f. jackson en Mr. steele, aan. Zij waren gewapend met dubbele geweren, bowie-messen en pistolen en hadden hunne vaandels opgestoken. De stemming was maar korten tijd geopend, toen jones met den troep oprukte voor de vensters van 't gebouw, waar de stembus geplaatst was, en verlangde, dat men zou toestaan te stemmen, zonder dat zij hunne woonplaats behoefden op te geven. Na eenige dreigende woorden en kreten, sprak jackson de menigte aan, terwijl hij verklaarde, dat zij herwaarts gekomen waren om te stemmen, dat zij daartoe het regt hadden, al waren zij niet langer dan vijf minuten in het gebied geweest, en dat hij niet voornemens was terug te keeren, zonder gestemd te hebben. Dit alles werd met bijval aangehoord. Jackson beval daarop, dat zij zich in troepen van 13-20 man zouden vereenigen, 't welk geschiedde; toen ging hij naar een ossenwagen met geweren, die hij uitdeelde en laden liet. Ook knoopten op zijn verlangen zijne vrienden witte banden in het knoopsgat, om zich te onderscheiden van de ‘Abolitionisten’. De menigte herhaalde onder allerlei bedreiging den eisch om te stemmen zonder den gevorderden eed te doen. Één der stem-opnemers, Mr. ellison, wilde toegeven, doch de beide anderen weigerden. Daarop stormde een troep met sheriff jones aan 't hoofd, met geladen pistolen en ontbloote messen de kamer in en drong op burson en ramsay aan. Jones zeide, terwijl hij zijn horloge | |
[pagina 89]
| |
in de hand hield, dat hij hun vijf minuten tijd gaf, om toe te geven of te sterven. Ellison riep zijnen ambtgenooten toe, dat als zij niet toegaven, er in minder dan een kwartier honderd schoten zouden gevallen zijn; en de stembus grijpende, liep hij naar buiten, en die in de hoogte houdende, schreeuwde hij luid: ‘voor Missouri!’ Burson en ramsay werden door hunne vrienden van daar geroepen en verhinderd om terug te keeren. Toen burson heenging stak hij de verkiezingslijsten in den zak; terwijl hij de deur uittrad ontrukte jones hem eenige papieren, en die in de hoogte stekende schreeuwde hij: ‘Hoera voor Missouri! Nadat hij echter bemerkt had, dat dit de begeerde kieslijsten niet waren, riep hij eenige mannen tot zich om burson te vervolgen en hem die lijsten te ontnemen. Mr. burson zag hen komen, gaf de lijsten aan één zijner vrienden, umberger, en beval hem een anderen weg in te slaan om jones en zijne lieden op een dwaalspoor te brengen. Deze achterhaalden umberger echter, namen hem de lijsten af, en jones zette hem achter op zijn paard en voerde hem als zijn gevangene met zich. Nu begaven jones en zijne partij zich naar 't huis van ramsay, maakten daar den regter john wakefield tot gevangene, bragten hem naar de plaats der stemming, zetten hem op een wagen en dwongen hem eene rede tot het volk te houden. Daarop bonden zij hem een witten band in het knoopsgat en lieten hem vrij. Nu werden twee nieuwe stem-opnemers gekozen. Men bedreigde dezen met den dood, als zij de stemmen niet zonder den gevorderden eed aannamen. Eenige inwoners, die aan het venster stonden, maar niet gestemd hadden, toen de Missouriërs aankwamen, werden door de bende verjaagd. Aan één van hen, Mr. j.m. macey, werd gevraagd, of hij zweren zou, en toen hij antwoordde: ‘als de stem-opnemers het verlangen, ja!’ rukte men hem van de stembus weg onder 't geschreeuw: ‘Slaat den Negerdief dood! Snijdt hem den hals af!’ Buiten omringde men hem met geladen revolvers en bloote messen; één hield hem eene pistool aan het oor, een ander zette hem een mes op de borst, een derde gaf hem een stokslag. De Missouriërs verklaarden niet te dulden, dat iemand zijne stem geheim hield. Eenigen zeiden: ‘dat zij betaald waren om te stemmen, met een dollar per dag, en dat zij, bij God! stemmen of sterven zouden!’ | |
[pagina 90]
| |
Nog erger was het in andere districten toegegaan. 't Gezamenlijk aantal uitgebragte stemmen beliep 6320, daarvan waren niet meer dan 1310 wettig. De commissie besluit haar verslag aangaande deze verkiezing met de woorden: ‘Deze onwettige inmenging werd bij iedere gewigtige gebeurtenis in het gebied Kansas herhaald. Iedere verkiezing is niet door de bewoners zelven, maar door de burgers van Missouri geschied; derhalve zijn alle ambtenaren in het gebied van den constable tot aan den wetgever, behalve de door den president benoemden, hunne betrekking verschuldigd aan de stemmen van vreemden.’ - De gouverneur had bepaald, dat men gedurende vier dagen na de stemming bezwaren tegen de verkiezing kon inbrengen, en niettegenstaande de kortheid van dezen tijd, werden door zes districten protesten ingeleverd. Dien ten gevolge werd in die districten herkiezing gehouden op den 22sten Mei, waarvan het resultaat was, dat met uitzondering van Leavenworth, waar wederom een inval plaats greep, overal de meerderheid der stemmen werd uitgebragt op voorstanders der vrijheid.
Evenwel degenen, die de meerderheid der zoo vervalschte stemmen op zich vereenigd hadden, bekommerden zich om geene protesten, beschouwden zich als wettige vertegenwoordigers van Kansas en maakten zich gereed als zoodanig te handelen. Zij haastten zich eene meeting te houden, waarin besloten werd, dat zij zich zouden onthouden van de herkiezing, den 22sten Mei, en de keuzen van 30 Maart als wettig zouden doen gelden. Als wetgevende vergadering kwamen zij bijeen in Pawnee, eene nieuwe stad aan de rivier Kansas. Nadat men bij meerderheid van stemmen had bepaald om allen, die tot de tegenpartij, de bestrijders der slavernij behoorden, van de vergadering uit te sluiten, achtte men het voor eigen veiligheid beter, meer in de nabijheid van Missouri te zijn. Daarom werd de vergadering verlegd naar Shanmee-Mission op een uur afstands van de stad Westport in Missouri. Daar begon het wetgevend ligchaam zijne werkzaamheden, en het is inderdaad verbazend, hoeveel in korten tijd werd tot stand gebragt. Het door deze vergadering zamengestelde wetboek voor Kansas vult een vrij dik boekdeel, dat men bijna niet kan doorlezen in den tijd, die noodig geweest is om het te vervaardigen. Het wonderbare | |
[pagina 91]
| |
daarvan echter verdwijnt, als men verneemt, dat de vergadering het wetboek van Missouri tot voorbeeld nam en daarin bijna geene verandering maakte dan alleen, dat men telkens voor het woord ‘state’ in de plaats stelde ‘territory’. - De weinige wijzigingen betroffen alleen de benoeming van ambtenaren en de bepalingen omtrent de slaven. De inwoners van Kansas zouden niet zelven de ambtenaren kiezen, maar deze moesten allen benoemd worden door een collegie van drie commissarissen, die voor vier jaren werden aangesteld. De kroon werd op deze wetgeving gezet door twee wetten, tot bestraffing van misdrijven tegen de slavernij en tot onderdrukking der vrijheid van schrijven en spreken uitgevaardigd, in welke de volgende bepalingen voorkomen: ‘Sectio 1. Iedere vrije of niet vrije persoon, die overtuigd wordt een opstand van slaven, vrije Negers of Mulatten in dit gebied aangestookt te hebben, zal ter dood gebragt worden. Sectio 2. Ieder persoon, die bij een opstand van slaven, vrije Negers of Mulatten dezen te hulp komt, wapens levert of iets tot bevordering van zulken opstand doet, zal ter dood gebragt worden. Sectio 3. Wanneer eenig vrij persoon, door woord, geschrift of drukwerk een slaaf aanspoort, overreedt of verleidt tot opstand, zamenzwering of moord tegen een burger van het gebied; of eenig boek, blad, magazijn, pamflet of brief de verwekking van een opstand of zamenzwering der slaven, vrije Negers of Mulatten ten doel hebbende, openbaar maakt of verspreidt, of daartoe de aanleiding geeft of daarbij met bewustheid meêwerkt, die zal ter dood gebragt worden.’ Zoo werd ook de doodstraf of tienjarige dwangarbeid bepaald op de ontvoering van een slaaf, en op het overreden tot en het medehelpen bij de vlugt van slaven. Die weigerde hulp te betoonen tot het vervolgen van gevlugte slaven, zou met twee jaren dwangarbeid gestraft worden. 't Was echter niet genoeg de wetten op te stellen, men moest ook zorgen om ze ten uitvoer te kunnen brengen. De wettenmakers vreesden te regt, dat de gouverneur reeder door zijn veto hunne besluiten krachteloos maken en hunne geheele handeling voor onwettig verklaren zou; daarom besloten zij hem te voorkomen. In eene lange memorie, in welke zij reeder beschuldigden van opzettelijke schending der Kansas- | |
[pagina 92]
| |
bill, van verwaarloozing der belangen van het grondgebied en van Abolitionisme, verzochten zij den president der Unie om de terugroeping van den gouverneur. Te gelijk rigtten zij in Shawnee een oppergeregtshof voor het grondgebied op, dat op plegtige wijze de geldigverklaring van hunne bloedige wetten uitsprak.
Werkelijk werd de gouverneur reeder door den president pierce teruggeroepen en in zijne plaats trad Mr. wilson shannon, voormalig gouverneur van Ohio en gezant van de Vereenigde Staten aan verschillende hoven. Hij was een man van een zwak karakter, die zich steeds door zijne raadgevers liet leiden. Terstond na zijne benoeming reisde hij naar het gebied af. Reeds op de rivier Missouri ontving hij de aanvoerders van de slavenpartij bij zich aan boord van het stoomschip en hield op hun verzoek ook een plegtigen intogt in Westport, hun hoofdkwartier. Bij die gelegenheid sprak hij eene redevoering, waarin hij zijne volle goedkeuring verleende aan alles, wat de Missouriërs in Kansas hadden verrigt. Hij erkende de wetgevende vergadering, noemde den tegenstand tegen hare besluiten, eene revolutionaire beweging, verklaarde dat Kansas een slavenstaat moest worden en verzocht om de ondersteuning der vergadering. Hij koos Shawnee-Mission tot zijne woonplaats, en op zijne eerste rondreis door het gebied, ging hij Lawrence, de gewigtigste plaats in Kansas, voorbij. De inwoners, die hem op dezen togt begroetten, bejegende hij onvriendelijk en terugstootend, en hij sneed iedere gelegenheid af om naauwkeuriger omtrent den staat van zaken onderrigt te worden. Het volk van Kansas begreep dan ook weldra, dat het van hem geene opheffing der bezwaren te wachten had, en dat het naar andere middelen moest uitzien om zich regt te verschaffen. Eene algemeene zamenkomst werd besloten en op 5 Sept. 1855 in Big-Spring gehouden. De vergadering was zeer talrijk, ieder district en elke volkplanting was vertegenwoordigd. De eerste daad der verzamelden was het eenstemmig verwerpen van de wetten en ambtenaars der Missouri-wetgeving. Verder besloot men, de keuze van den afgevaardigde voor het Congres op een anderen dag te doen plaats hebben dan door de Missouri-wetgevers bepaald was; eindelijk noodigde men elkander tot eene breede bijeen- | |
[pagina 93]
| |
komst, op 17 Sept. in Topeka uit, om te beraadslagen over de maatregelen, door welke de opneming van Kansas als Staat in de Unie kon bespoedigd worden. De vergadering in Topeka, die echter niet op den bestemden tijd, maar den 23sten Oct. plaats had, bestond uit inboorlingen van bijna alle staten der Unie. Evenwel was daaronder geen enkele voorstander der slavernij. De taak, die zij ondernam, was de vervaardiging van eene staatsregeling, en ook hier vorderden de werkzaamheden snel. Een groot aantal leden der vergadering arbeidde dag en nacht. Weldra was een ontwerp gereed, waarin bepaald werd: ‘dat in het gebied geen slavernij zou bestaan.’ De daar toenmaals aanwezige slaven zouden nog tot den 4den Julij 1857 geduld worden. Aan gehuwde vrouwen zouden de regten op het door haar vóór of gedurende het huwelijk verworven vermogen verzekerd, en evenzoo het regt op de opvoeding van hare kinderen gewaarborgd worden. Er zou eene Staats-universiteit en eene Normaal-school opgerigt worden. Beschaafde en niet-vijandige Indianen werden tot het burgerschap bevoegd verklaard. De regtersposten zouden bij keuze worden bezet. Topeka werd voorloopig bestemd tot zetel voor de regering. - Een merkwaardig artikel was nog, het later onder den naam van ‘Blacklaw’ bekend gewordene, waardoor men vrije Negers wilde beletten zich in dit grondgebied te vestigen. - Dit ontwerp werd door den president der vergadering, kolonel j.h. lane, en 32 medeleden, als ‘Constitutie van den Staat Kansas’, onderteekend.
Intusschen was de verbittering der beide partijen tegen elkaâr, door al wat van weêrszijde verrigt was, gedurig toegenomen, en bij menige gelegenheid kwam het tot gewelddadigheden. Reeds de inval van 30 Maart had aan beide zijden groote opgewondenheid te weeg gebragt. De Missouriërs, die de overwinning behaald hadden, roemden zich vermetel genoeg: de partij van wet en orde; hunne tegenstanders dachten op wraak. Niemand achtte zich meer veilig in Kansas, het wapendragen werd algemeen. Vooral de slavenpartij pleegde onbeschaamd de ruwste geweldenarij. Kort na den inval, die de verkiezing in Maart verstoord had, verscheen in de Luminory, een dagblad van Parkville in Missouri, een artikel, dat het voor- | |
[pagina 94]
| |
gevallene bij die verkiezing berispte, en betoogde, dat het aan de inwoners van Kansas moest overgelaten worden, om zelve hunne zaken te regelen. Mr. park, de eigenaar van het blad, was een der oudste burgers van Parkville en een van de stichters der stad, die naar hem genoemd was. Dit artikel berokkende hem de vervolging der slavenpartij. Een aantal dezer bandietenGa naar voetnoot(*) kwam in Platteity, tien mijlen van Parkville, te zamen, om park voor zijn zoogenaamd misdrijf te bestraffen. De wilde troep voorzag zich van wapenen, en trok naar Parkville, waar de drukkerij vernield en Mr. park opgehangen zou worden. De persen werden in den Missouri geworpen, en daar de bedreigde park afwezig was, greep men den redacteur van het blad om hem te lynchen. Te naauwernood werd hij gered door zijne vrouw, die hem in de armen sloot en beloofde terstond met hem het land te zullen verlaten. - Eene andere gruweldaad werd in Leavenworth uitgevoerd. Daar woonde een regterlijk ambtenaar, william philipps, die zijne goedkeuring gegeven had aan één der protesten tegen den inval. De slavernij-vrienden dier plaats hielden een meeting, in welke zij hem voor een meineedigen misdadiger verklaarden. Men beval hem het grondgebied te verlaten; hij weigerde. Kort daarop kwam een gewapende troep op de woning van philipps aan. Men vatte en bond hem, zette hem in eene boot en voerde hem over de rivier naar Weston, acht mijlen van zijne woonplaats. Daar werd hij met zweepslagen gegeeseld, met teer besmeerd en met vederen bestrooid, en de eene helft van zijn hoofd kaal geschoren. In dezen toestand op een kar gezet, werd hij onder beschimpingen en slagen door de stad gevoerd en door een slaaf openlijk te koop geboden. Eindelijk liet men hem los, terwijl men hem met den dood bedreigde, indien hij het gebied niet verliet. - | |
[pagina 95]
| |
Eenige dagen later werd eene nieuwe meeting gehouden, onder praesidium van zekeren kees, een lid van de wetgevende vergadering. Daarin werden op voorstel van den regter payne deze besluiten genomen: ‘Besloten, dat wij de handelwijze van het gezelschap burgers, die william philipps, den meineedigen misdadiger, geschoren, geteerd en met vederen bestrooid en door een Neger te koop geveild hebben, van harte goedkeuren.’ ‘Besloten, dat wij aan dat gezelschap onzen dank betuigen, voor de naauwgezette uitvoering van de taak, die hun de proslavery-partij oplegt.’ Maar de magt van de voorstanders der slavernij was nog niet genoeg bevestigd. In Kansas bevond zich reeds een groot aantal volkplanters, die tegen de slavernij gezind waren, deze namen gedurig toe, en het was te vermoeden, dat eerlang de opneming van Kansas in de Unie als vrij-staat, ondanks de Missouri-wetgeving, zou doorgezet worden. Men had nog geene proef durven nemen om de edicten dier wetgevende vergadering ten uitvoer te leggen. In Kansas zelf was geen geweld om ze te doen gelden, en de Missouriërs konden zich daar toch niet altijd ophouden. Zoo werd dan 14 Nov. 1855 weder eene zamenkomst gehouden in Leavenworth, onder bescherming van den gouverneur shannon, die ten doel had om de Missouri-wetgeving en hare aanhangers als de partij van orde en wet, de Topeka-vergadering en hare vrienden daarentegen als de vijanden van orde en wet in het grondgebied te erkennen. Gouverneur shannon verscheen zelf in deze vergadering als afgevaardigde van Douglas-County, tot hetwelk de stad Lawrence behoort, ofschoon hij daar geenszins zijn verblijf hield en niemand iets van de eer zijner benoeming wist. Maar hij werd tot president benoemd en hield eene heftige partijrede; de pogingen der vrijheidspartij werden voor landverraad verklaard en zulk een staat van zaken zou niet langer geduld worden. Eer de vergadering scheidde, verbond men zich om den gouverneur te ondersteunen, wanneer hij ooit hulp zou noodig hebben om de wet te doen eerbiedigen. Deze gebeurtenis bleef niet zonder gevolgen. Eenige mijlen van Wakarusa, aan den weg naar Santa Fé, lag een digt bosch, Hickory-Point geheeten, te midden van eene vruchtbare prairie, dat wegens het uitmuntende timmerhout de begeerte van vele volkplanters had opgewekt. De eersten, die | |
[pagina 96]
| |
in dit oord aankwamen, waren voorstanders der vrijheid uit Indiana, later kwamen anderen uit de westelijke staten, ook eenigen uit Missouri. Toen het bosch grootendeels door dezen in bezit genomen was, verschenen eenige proslavery-mannen, die ook een deel daarvan verlangden. Zij bekommerden zich weinig om de teekens van eigendom, maar namen in bezit wat hun behaagde. Een van hen, franklin coleman, was hiermeê nog niet tevreden, maar eigende zich ook de bouwmaterialen toe, die op een ander stuk gronds door een vrij-staatsman waren bijeengebragt. Hij bouwde daarvan een huis voor zich. Ook deed hij met zijne vrienden strooptogten in den omtrek en greep vooral in de regten van één zijner naburen, w. dow, die, zelf ongehuwd, in 't huis van zekeren Mr. brandson woonde. Eens ging dow naar een wagensmid om een ketting te laten herstellen. Toen hij voor de woningen van coleman en diens vrienden harpus en buckley kwam, volgden dezen hem gewapend na. Bij den smid zochten zij twist, dien dow wist te vermijden. Coleman vergezelde hem een eindweegs terug en schoot hem toen onvoorziens neder. Het lijk bleef van den middag tot na zonsondergang op den weg liggen. Het ingestelde onderzoek bewees, dat het een vooraf overlegde moord was van coleman en zijne makkers. Geweldigen indruk maakte die moord op alle klassen der volkplanters; op de plaats waar de misdaad geschied was, kwam eene meeting bijeen, en men besloot, dat coleman aan het geregt moest worden overgeleverd. Deze was intusschen naar Westport gevlugt en had daar met zijn vriend sheriff jones overlegd wat hem te doen stond. Ten gevolge van deze beraadslaging leverde hij zich vrijwillig over aan den gouverneur. Maar nu moest zijn makker buckley zweren, dat brandson, de vriend van dow, een aanslag op het leven van coleman had gedaan. Op dezen eed beval de vrederegter brandson gevangen te nemen en droeg de uitvoering daarvan aan jones op. Op deze wijze wilde men een gijzelaar van de vrijheidspartij tot uitwisseling voor coleman verkrijgen. Jones begaf zich met harpus, buckley en 20 anderen, allen gewapend, naar de woning van brandson. Het was middernacht toen zij aankwamen. De oude brandson en zijne familie lagen te bed. Jones brak de deur open, zette brandson een pistool op de borst en riep: ‘Gij zijt mijn gevangene, als gij u verroert, | |
[pagina 97]
| |
schiet ik u neêr!’ Nadat brandson opgestaan en gekleed was, trok de bende naar een herberg, om den ‘inwendigen mensch te verkwikken’. Ondertusschen werd in de nabuurschap alarm gemaakt, verscheidene volkplanters kwamen bij elkaâr. Terstond begrepen zij de beteekenis van het gebeurde en besloten, brandson te bevrijden. Dit plan gelukte. Jones werd gedwongen zijnen gevangene los te laten en zich te verwijderen. Dienzelfden nacht werden de blokhuizen van coleman en buckley in brand gestoken; de daders bleven onbekend. Dit was de aanleiding tot een openbaren oorlog. Sheriff jones woedend over de geleden nederlaag, schreef terstond aan den gouverneur: ‘het oproer is uitgebarsten, ik verlang 3000 man van u, om de wetten te handhaven!’ 't Was moeijelijk aan dezen eisch te voldoen, daar er nog geene militie voor Kansas bestond. Gouverneur shannon zond echter dadelijk bevelen aan den generaal-majoor richardson en den generaal stricklar, beide in Missouri, om zooveel mogelijk troepen te verzamelen en zich daarmeê zoo spoedig als 't kon, naar sheriff jones te begeven, ten einde hem te ondersteunen bij de handhaving der wet. Te gelijk vaardigde hij eene proclamatie uit aan de bevolking, bij welke ieder werd opgeroepen om partij te kiezen en hulp te verleenen aan de zaak der orde. Deze oproeping vond in Missouri natuurlijk grooten bijval. Langs de grenzen maakte men zich gereed tot een nieuwen inval en nu met bepaald oorlogzuchtige bedoelingen. Die niet meê kon gaan, moest bijdragen geven in geld, in levensmiddelen of in whiskey. De eerste compagnie van 50 man, die van Independence en Westport kwam, rukte tegen Lawrence op en betrok tusschen de rivieren Wakarusa en Franklin, zes mijlen van Lawrence, een kamp. In Lawrence zelf was men echter ook bedacht op de bescherming van brandson en de verdediging der stad. Dr. robinson werd president van een veiligheids-comité, en droeg aan den kolonel lane, die zich in den oorlog met Mexico had onderscheiden, het bevel over de gewapende magt op. Men begreep, dat de verwoesting van Lawrence het doel der Missouriërs was, en besloot dus zich zoo rustig mogelijk te gedragen en geene krijgszuchtige houding aan te nemen, zelfs verzocht men degenen, die aan de bevrijding van brandson hadden deelgenomen, de stad te verlaten, om zoo aan den vijand iedere aanleiding tot den oorlog | |
[pagina 98]
| |
te ontnemen. De Missouriërs, wier aantal den 9den Dec. tot 1500 was gestegen, sloegen een tweede kamp op, verklaarden Lawrence in staat van beleg, bewaakten de wegen, hielden de reizigers aan, plunderden wagens, onder voorwendsel dat er wapens in verborgen waren, en hielden strooptogten op de bezittingen der volkplanters in den omtrek. - Hierdoor werd het veiligheids-comité in Lawrence gedrongen tot meer ernstige maatregelen van verdediging. In de stad waren nu ongeveer 500 man onder de wapens, en ieder huis werd als eene vesting ingerigt. Drie aarden wallen werden opgeworpen om de stad aan die zijden te verdedigen, en iederen namiddag werden de manschappen geoefend. - Zoo was men van beide kanten op zijne hoede en wèl voorbereid, toen eene bloedige gebeurtenis den gang der zaken verhaastte. Zekere ph. w. barber had met zijn broeder robert en een anderen bloedverwant, Mr. pierson, Lawrence verlaten, aan de Noord-Oostelijke zijde, waar de stad niet ingesloten kon worden, om zich naar huis te begeven. Op den weg werden zij aangehouden door een piket cavallerie, met den generaal-majoor richardson aan 't hoofd. Barber, die niet gewapend was, wilde de ontmoeting ontwijken en sloeg met zijn gezelschap een zijweg in; maar de ruiters vervolgden hem en bevalen hem terug te keeren. Hij weigerde, en daarop werd hij met revolvers doodgeschoten. Schrik en onrust verwekte de tijding van deze wandaad in Lawrence. Het veiligheids-comité vaardigde eene deputatie af aan den gouverneur shannon in Shawnee-Mission. Deze was toch niet tevreden over de handelingen zijner partij. Hij begreep de onwettigheid van den inval der gewapende benden in Kansas, en poogde de Missouriërs te bewegen tot den aftogt. Bovendien stuitte hem de onbeschaamde aanmatiging der partijhoofden, die hem onbewimpeld verklaarden, dat indien hij met hen geene gemeene zaak wilde maken, zij zich ook om hem niet meer zouden bekommeren. De gouverneur kwam nu zelf in het kamp bij Franklin. Daar meldde zich de deputatie van het veiligheids-comité bij hem aan. Onderhandelingen werden aangeknoopt en vredes-voorstellen gedaan, en drie dagen later een compromis door shannon, robinson en lane onderteekend, waarin de houding van Lawrence geregtvaardigd en de geheele strijd voor 't gevolg van een misverstand verklaard werd. Daarop zond de gouverneur aan den | |
[pagina 99]
| |
generaal-majoor richardson, het volgende bevelschrift: ‘Sir! Ten volle overtuigd, dat verder geen tegenstand tegen de wetten van het gebied of de uitvoering van eenige wettige handeling zal gepleegd worden in het district van Douglas, wordt u bij dezen gelast met uwe kanonnen in noordelijke rigting over de rivier Kansas te trekken en uwe troepen te ontbinden, zoo spoedig en op zulk eene wijze, als gij doelmatig zult oordeelen. W. shannon.’ Terwijl dit bevel de bitterste woede in het leger der Missouriërs verwekte, waar de gouverneur zijn ambt zoowel als het lidmaatschap der slavenpartij onwaardig werd verklaard, vertoefde shannon in Lawrence, waar men hem met vriendedelijkheid en voorkomendheid overlaadde. Als een bewijs van zijne tevredenheid over dit onthaal, gaf hij aan de bevelhebbers der gewapende stad deze verordening: ‘Aan ch. b. robinson en j.h. lane! Bij dezen wordt gij gemagtigd en bevolen, zulke maatregelen te nemen en de onder uw commando staande troepen op zoodanige wijze te gebruiken, als dit ten behoeve van de handhaving des vredes en de bescherming van de personen en bezittingen des volks van Lawrence en omtrek, naar uwe meening het meest noodig is. W. shannon.’
De 15de December, de bepaalde dag, waarop het in Topeka vervaardigde ontwerp van constitutie aan de stemming des volks van Kansas zou onderworpen worden, was nabij. Afschriften van het ontwerp waren overal in het land verspreid, en ieder werd uitgenoodigd om voor of tegen de staatsregeling te stemmen. Ofschoon zeer vele volkplanters, verlangende naar rust na de vele woelingen en vermoeijenissen der laatste voorvallen, en afgeschrikt door het onstuimige weder, zich van de stemming onthielden, was toch de uitslag gunstig voor de vrijstaatsmannen. Van de 1778 stemmen, waren er 1732 voor en slechts 46 tegen de constitutie uitgebragt. Zij was dus aangenomen en nu moest den 15den Januarij 1856 de verkiezing der staatsambtenaren plaats hebben. Men besloot dat dit zou geschieden te Easton. De verkiezing werd volbragt, maar tevens werd Easton het tooneel van een bloedig gevecht tusschen de beide partijen. Mr. brown, de aanvoerder der vrijstaats-mannen, bevond zich met zeven zijner vrienden op de terugreis, toen zij door een overmagtigen troep werden verrast en gevangen | |
[pagina 100]
| |
genomen. Zij werden ontwapend en naar Easton teruggevoerd. Nadat de bandieten hier eene duchtige dosis brandewijn gebruikt hadden, besloten zij Mr. brown te dooden. Hun aanvoerder zelf poogde hen daarvan terug te houden, maar toen hij hierin niet slaagde, verwijderde hij zich. De gevangene werd op de gruwzaamste wijze mishandeld en met bijlen ter dood gebragt. De benoemde ambtenaren zouden den 1sten Maart 1856 in Topeka plegtig in hunne bedieningen bevestigd worden. Dit geschiedde, terwijl 32 leden van het huis der representanten tegenwoordig waren en eene gemeenschappelijke zitting hielden met den senaat. Dr. robinson was tot gouverneur van Kansas verkozen en legde als zoodanig den gevorderden eed af. Verder werd eene memorie aan het Congres opgesteld, waarin men aandrong op de aanneming van Kansas als staat der Unie. Eene commissie tot het ontwerpen van een wetboek werd zamengesteld en onderscheidene maatregelen getroffen, die betrekking hadden op de toekomst van den staat. Daarna werd de vergadering verdaagd tot 4 Julij 1856. De ongerustheid duurde in Kansas voort. Men vreesde dat de Missouriërs wel zouden beproeven om door geweld hunne partij te doen zegevieren, en men kon niet vertrouwen op de gezindheid van den wankelmoedigen gouverneur shannon. De bevolking van Kansas rigtte in dezen nood een adres aan den president der Unie, in 't welk men bad om bescherming tegen gewapende invallen en om verzekering der wettige regten. Teleurstellend was het antwoord, dat in den vorm van eene proclamatie van den president pierce verscheen, waarin, ja, de inval ligtelijk berispt, maar tevens verklaard werd, dat de usurpatie van de Missouri-wetgeving door de gansche magt der regering zou ondersteund worden. Te gelijk werd echter door het Huis der representanten te Washington eene commissie van drie leden benoemd, die zich naar Kansas zou begeven om den waren staat der zaken te onderzoeken. Tot aan het voorjaar van 1856 hadden alleen de Missouriërs den strijd tegen Kansas gevoerd, maar enkele zendelingen van andere staten uit het Zuiden uitgezonderd. Dit veranderde echter geheel na het verschijnen van de proclamatie van pierce. Nu was de aanval op Kansas gewettigd en door het hoogste bewind der Republiek in bescherming genomen. De werking | |
[pagina 101]
| |
dier proclamatie werd dan ook spoedig duidelijk. Eerst verzamelde kolonel budford, een bekende avonturier uit Alabama, een troep vrijbuiters uit Alabama, Carolina en Georgia en voerde dezen wèl gewapend en gedisciplineerd naar Missouri. Hij werd met gejuich ontvangen en zijne volgelingen werden op de grenzen in garnizoen gelegd. Kort daarna werd de troep versterkt door andere benden, die onder bevel stonden van den beruchten kolonel titus. De gouverneur shannon en de maarschalk donaldson bekleedden deze troepen met wettig gezag, daar zij hen van wege de regering der Unie van wapenen voorzagen. - Wat de ongelukkige inwoners van Kansas te lijden hadden in dezen tijd, kan men eenigzins opmaken uit dit berigt van de officiëele commissie uit het Congres: ‘Terwijl wij in het grondgebied waren, werden herhaaldelijk daden van geweld begaan tegen rustige, onschuldige burgers. Op den openbaren weg werden menschen aangevallen, uitgeplunderd of gevangen genomen. Anderen werden aangehouden, gevisiteerd en zonder eenige schadeloosstelling van hunne wapenen beroofd. Dikwijls werden paarden gestolen, ossen zelfs van den ploeg gespannen en voor de oogen der eigenaars geslagt. Alle bepalingen van de staatsregeling der Republiek ter verzekering van personen en eigendommen werden veracht en geschonden. Wij hebben geen enkel voorbeeld gezien, dat één der daders van deze misdrijven gevat of bestraft geworden is. Terwijl deze boosheden onbeschaamd gepleegd werden, bediende men zich van de wet als een middel om personen in beschuldiging te stellen, die vergaderingen ter voorbereiding van eene staatsregeling of ter bespoediging van de opneming van Kansas als Staat in de Unie, hadden bijgewoond. Aanklagten van hoogverraad werden tegen uitstekende burgers ingediend, op gronden die aan de commissie zoo belagchelijk als absurd voorkomen, en op die zelfde gronden werden de aangeklaagden in bewaring gehouden.’ De commissie zelve, die hare pogingen op allerlei wijzen tegengewerkt zag, voelde zich gedrongen hare taak neder te leggen en van een verder onderzoek af te zien.
De 21ste Mei 1856 was een dag van onheil voor Lawrence. In den avond van den vorigen dag hadden onderscheidene benden vrijbuiters, gedeeltelijk te voet, gedeeltelijk te paard, ten | |
[pagina 102]
| |
getale van 800 man, zich in de nabijheid der stad verzameld. In de stad zelve was sedert de laatste belegering de staat van zaken geheel veranderd. Wel waren nog de vestingwerken en verschansingen in stand gebleven, maar de stemming der inwoners was van vurigen strijdlust overgegaan in stille begeerte naar rust en vrede. Velen meenden, dat, indien men maar geene aanleiding tot nieuwen twist gaf, men ook van de bedreigingen der Missouriërs niets had te vreezen. Alle middelen van verdediging waren verwaarloosd. Wapens en ammunitie ontbraken, de krijgslieden waren niet geoefend. Dr. robinson was afwezig, op reis naar de noordelijke staten om den bijstand zijner vrienden aldaar ten behoeve van Kansas in te roepen. De algemeene wensch was, om tot de opening van de wetgevende vergadering in Julij den vrede te bewaren. Zoo ontmoetten de vijanden hier bijna geen tegenstand en werd hun de overwinning gemakkelijk gemaakt. 's Morgens ten 7 ure rukte reeds eene compagnie de stad binnen en bezette het huis van robinson. Langzamerhand volgde de geheele vijandelijke troep. De weerlooze burgers vreesden het ergste. Het veiligheids-comité was vergaderd en besloot tot geheele onderwerping. Sheriff jones, die mede aan het hoofd eener schaar bandieten in de stad was gekomen, riep den president van het comité toe: ‘Ik verlang de uitlevering van alle wapens in Lawrence, anders bombarderen wij het nest.’ Men moest bukken voor het geweld, alleen wist men met veel moeite te bewerken, dat de uitlevering bepaald zou worden tot de kanonnen, daar het comité over de geweren, als privaat eigendom niet kon beschikken. Toen aan dezen eisch voldaan was, werden de beide drukkerijen in Lawrence, waar de dagbladen ‘Freestate’ en ‘Herald of freedom’ uitgegeven werden, verwoest en de persen vernield. Eindelijk werd een hôtel beschoten en in brand gestoken. Na deze verrigtingen begon de plundering. Al wat waarde had en draagbaar was werd gestolen, wat niet meêgevoerd kon worden, vernield. Men zegt dat alzoo voor eene waarde van 150,000 dollars geroofd en verwoest is, behalve nog 200 paarden, die door de bandieten werden meêgevoerd. Ten slotte staken zij het huis van robinson in brand en bij het schijnsel der vlammen trokken de troepen af. Van nu aan was Kansas het tooneel van een waren Guerilla- | |
[pagina 103]
| |
oorlog. Het leger dat Lawrence bemagtigd had, werd reeds den volgenden dag ontbonden, maar de afgedankte vrijbuiters verlieten het land niet, zij zetten nu in kleine troepen het werk van roof en plundering der gevestigde inwoners op eigen hand voort. Er bleef voor de volkplanters, die tot de andere partij behoorden, niets over dan met verlies van have en goed het land te verlaten, of zoo goed het mogelijk was, geweld met geweld te keeren. Sommigen besloten tot het eerste, de meesten echter kozen het laatste. Dezen organiseerden zich tot geregelde troepen onder bekwame aanvoerders, en ook zij bepaalden zich niet altijd tot het defensive. De gevolgen konden niet uitblijven: gedurige gevechten, moord en brandstichting kwamen aan de orde van den dag. - De voorstanders der vrijheid zagen intusschen hunne partij aanmerkelijk toenemen in magt; gedurig kregen zij nieuwe versterking, door de aankomst van volkplanters uit het Noorden, en het was te verwachten, dat zij eerlang in staat zouden zijn de Missouriërs geheel uit het land te verjagen. Onder deze omstandigheden vatte de gouverneur shannon, door de aanvoerders der slavenpartij bestormd, het voornemen op, om een einde aan de troebelen te maken. Hij vaardigde eene proclamatie uit, bij welke aan alle gewapende troepen bevolen werd uiteen te gaan. De kolonel sumner, kommandant van het garnizoen der Vereenigde Staten in Leavenworth, die door de regering ter beschikking van den gouverneur gesteld was, werd belast met de uitvoering van dit bevel. Juist stonden de troepen van beide partijen tegenover elkaâr in de nabijheid van Palmyra. Zij waren op het punt om slag te leveren, toen kolonel sumner met eenige compagniën dragonders op de plaats aankwam. Hij begaf zich eerst naar de vrijstaats-mannen, van wier aanvoerder kapitein brown hij eischte, dat hij zich zelven met al zijne onderhoorigen aan de troepen der Vereenigde Staten zou overgeven. Dit geschiedde. Daarop reed de kolonel naar het leger der Missouriërs, dat onder bevel van generaal whitfield stond. Met dezen trad hij in onderhandeling, en de uitkomst was, dat de generaal op zijn woord van eer beloofde, zijne troepen te zullen doen uiteengaan. Sumner keerde met zijne gevangenen naar Leavenworth terug. De Missouriërs echter overvielen, terwijl zij aftrokken langs den weg naar Santa Fé, bij nacht de stad Ossawatomie, die op de gruwzaamste wijze werd geplunderd en uitgemoord. | |
[pagina 104]
| |
Nog altijd zagen de voorstanders der slavernij met eenige bezorgdheid den 4den Julij te gemoet, en lieten geene pogingen onbeproefd om de op dien dag bepaalde vergadering in Topeka te verhinderen. Ook hunne tegenpartij echter had weinig grond om van die vergadering iets belangrijks te verwachten. Verscheidene leden der wetgevende magt waren in de gevangenis, anderen hielden zich verborgen om een dergelijk lot te ontgaan. Dr. robinson, de president, was gevangen; kolonel lane was gevlugt; een ander partijhoofd, Dr. roberts, bevond zich in Washington, om de regering der Unie tot zachtheid en billijkheid te stemmen. Zoo waren de vrijstaats-mannen beroofd van de geschikte aanvoerders, die hen in de moeijelijkste oogenblikken konden leiden. Nogtans waren reeds den 2den Julij ongeveer 800 volkplanters in Topeka verzameld. De aanwezige leden van het wetgevend ligchaam hielden eene voorbereidende zitting, om te overleggen wat hun te doen stond. De kolonel sumner was intusschen met eenige compagniën dragonders voor de stad verschenen en hield daar stand. Op de vraag, wat de reden was van zijne tegenwoordigheid aldaar, gaf hij der wetgevende vergadering den raad, dat zij vrijwillig de zitting zou verdagen. De volgende dag verliep onder beraadslagingen, of men aan dezen raad gehoor zou geven of niet. Men vernam, dat in het kamp van den kolonel eene vergadering van aanvoerders der slavenpartij werd gehouden. 's Morgens van den 4den verscheen de secretaris woodson, de plaatsvervanger van shannon, in de stad. Hij maakte eene verordening van den gouverneur bekend, waarbij aan de personen, die zich het gezag en de magt van eene wetgevende vergadering aanmatigden, verboden werd zaâm te komen en eenige legislative handeling te verrigten. - Omstreeks den middag rukte kolonel sumner met zijne manschap in slagorde de stad binnen en vatte post voor het raadhuis, terwijl twee geladen kanonnen aan het einde der straat gereed stonden. De kolonel trad de zaal binnen, waar de leden van het wetgevend ligchaam zich bevonden, en sprak de vergadering aan: ‘Mijne heeren! ik ben op dezen dag geroepen om den smartelijksten pligt mijns levens te vervullen. Met het gezag van den president bevind ik mij hier om deze wetgevende vergadering te ontbinden, en ik geef u hierbij te kennen, dat gij niet bijeen kunt blijven. | |
[pagina 105]
| |
Ik beveel u, van hier te gaan. God weet, dat ik bij deze daad door geen partijgeest bezield ben, en ik zal dien ook niet koesteren, zoolang ik mijne tegenwoordige betrekking in Kansas behoude. Ik ben juist teruggekeerd van de grenzen, waar ik eenige troepen Missouriërs naar huis heb gezonden, en thans ben ik hier met order om ulieden te verstrooijen. Dat zijn mijne bevelen, en gij moet uit elkander gaan. Ik beveel u, de vergadering te ontbinden. Ik herhaal, dat dit de smartelijkste pligt is van mijn gansche leven.’ Op de nadere verklaring van den kolonel, dat hij, als 't noodig was, al de onder zijn commando staande troepen zou gebruiken, om zijne bevelen ten uitvoer te brengen, begreep men, dat alle tegenstand vruchteloos zou zijn. De representanten verlieten de zaal en de kolonel verwijderde zich.
Gouverneur shannon was ondertusschen weêr met de slavenpartij in onmin geraakt. Hij had kolonel sumner gelast met zijne dragonders en eenige artillerie op te trekken, ten einde een nieuwen inval van de Missouriërs, waartoe de voorbereidselen gemaakt werden, met geweld te verhinderen. De bijeengebragte benden, zoo in hun voornemen gestuit, verspreidden zich nu op het gebied der Indianen in de nabijheid van Missouri. Hier meenden zij ongestraft aan hunne roofen plunderzucht te kunnen botvieren, maar de Shawnee-Indianen klaagden over den last, dien de ongenoode gasten hun aandeden, bij hunnen agent Mr. gray, die terstond eene vrij sterke afdeeling militairen afzond om de indringers te verdrijven en de aankomst van andere vrijbuiters te beletten. Deze maatregelen vervulden de Missouriërs met verbittering tegen den gouverneur, onder wiens bestuur zij genomen werden. Weldra was shannon bij de vrienden der slavernij even veracht en gehaat, als hij reeds lang bij de vrijstaats-mannen geweest was. Bij beide partijen had hij zijn gezag verloren, en bovendien viel hij in ongenade bij de regering der Unie, die de woelingen in Kansas toeschreef aan zijne onbekwaamheid. Hij werd ontslagen en in zijne plaats werd gouverneur geary benoemd, die in de maand September 1856 zijne betrekking aanvaardde. Treurig is de schildering, die deze geeft van den toestand, waarin hij het land bij zijne aankomst vond: ‘Vertwijfeling en verwoesting overal; de huizen en woningen | |
[pagina 106]
| |
stonden ledig; de rook der brandende hoeven verduisterde de lucht; vrouwen en kinderen, van dak beroofd, zwierven door wouden en velden, of zochten bescherming en toevlugt bij de Indianen. De wegen waren onveilig door talrijke rooverbenden, de steden versterkt en bezet door de legers der strijdende partijen, van welke ieder ten hoogste fanatiek was en de uitroeijing van hare tegenstanders besloten had. De schatkist was bankroet. Er waren geene hulpbronnen, om de dagelijksche uitgaven te dekken. De wetten werden verwaarloosd, de geregtshoven waren opgeheven, de werkzaamheid van het burgerlijk bestuur was krachteloos. Hier moest gehandeld, snel en krachtig gehandeld worden.’ De gouverneur sloeg dan ook de handen aan 't werk. Toen zes maanden van zijn bestuur waren verloopen, waren ten minste uitwendig de rust en de orde hersteld en de gevangenen vrijgelaten. Geary kon echter de Missouri-wetgeving niet afschaffen, die alleen door het Congres kan gewijzigd worden. In het Congres zelf heeft de slavenpartij de overhand, en ook de nieuwe president buchanan verklaarde zich terstond voor de handhaving dier opgedrongen legislatuur. Bij zijne inwijdingsrede zeide hij: dat de toestemming van het verzoek om Kansas als Staat der Unie te erkennen, afhankelijk moest zijn van het hiertoe gevorderde aantal (92,000) inwoners in dat gebied. Deze uitspraak heeft aan de slavenpartij in Missouri nieuwen moed ingeboezemd. Zij wapent zich op nieuw tot den strijd. Geary, ontevreden over de politiek van het nieuwe kabinet van Washington, heeft zijn ontslag genomen; en de president buchanan heeft voor hem r.j. walker, een slavenhouder in Missisippi en erkend voorstander der slavernij, tot gouverneur van Kansas benoemd. - Zoo schijnt het landschap een tijd van nieuwe onlusten en onheilen te gemoet te gaan, waarvan het einde nog niet te voorzien is. |
|