De Heer h.c. wagenaar, te Maartensdijk, gaf Beschouwingen in het licht over het Ambt van Gemeente-Secretaris, naar aanleiding van de beschikking des Ministers op een adres van vele Secretarissen gegeven (Montfoort, 1858). De schrijver betoogt daarin, dat de betrekking van gemeente-secretaris ten platte lande gewigtig en moeijelijk is, en dat zij te karig wordt gesalariëerd. Wij houden die stellingen voor zeer waar; en al is het geheele betoog eene oratio pro domo, toch zijn wij het volkomen eens, en achten het boekje wel lezenswaard. Nieuws geeft het echter niet, dan een voorstel om nog eens over verhooging van tractement te spreken. Dit echter zal waarschijnlijk alleen de Heeren Secretarissen zelven interesseren.
Een zeer bevoegd schrijver, c.j. van heel, dz., Contrôleur bij de 's Gravenhaagsche Bank van Leening, een man, wiens ondervinding en vroegere geschriften hem als een doorkundig en ervaren beoordeelaar der zaak doen kennen, gaf eene allergewigtigste brochure in het licht, getiteld: De geschillen over de Banken van Leening, nu twee eeuwen geleden in Nederland gevoerd. 's Gravenhage, w.p. van stockum. 1858. In 8vo. f 1-40. De quaestie over de Banken van Leening is niet nieuw; doch wat daarover vroeger is gedacht en gesproken, bleef velen een gesloten boek. De Heer van heel heeft, met groote studie en naauwkeurigheid, dat boek geopend. Waartoe? Om uit het verleden het heden te beoordeelen en voor de toekomst te handelen. De Banken van Leening zijn een onderwerp van gewigt, en wat er ook over die graven des godvergeten woekers in de vergaderingen van de Kamers en der Gemeenten herhaaldelijk in het breede gesproken is, men heeft de zaak gelaten zoo als ze was en..... zoo als ze niet blijven mogt. Zoo ergens dan is hier verbetering noodig, nuttig, en onvermijdelijk. Men zwere maar niet bij het oude, en den slendrian der goede vaderen, maar men sla de hand aan den ploeg en het land zal vruchten geven. Men leze, zoo men de quaestie wil kennen, deze en de vroegere brochure van den schrijver (De Banken van Leening in Nederland), en men zal overtuigd zijn van de noodige verbeteringen, en zeker het onderwerp in zijn geheel overzien.
Noch door vernuftige vinding, noch door schoone en krachtige versificatie munt Mr. j. van lennep's Het verheugd Amsterdam bij het plechtig bezoek door Z.K.H. den Prins van Oranje, ter gelegenheid van zijn achttienden verjaardag, aan de hand van zijn Doorl. Vader, aan de hoofdstad gebracht, uit. 't Is eene collocutie gevoerd tusschen Amsterdam, den Ystroom en den Aemstelstroom, met eene introductie van Tritons en Vlietgodinnen, en afgewisseld door eenige historisch-mythische vertooningen. Het tooneel is het Y voor Amsterdam, van waar men, door een mistigen damp heen, op den Buitenkant ziet. Het baart reeds dadelijk verwondering den Aemstelstroom dáár op het Y