| |
Korte mededeelingen.
Zakelijk Woordenboek des Bijbels, of Verzameling van Schriftuurplaatsen, bevattende de Grondbeginselen(?), Leerstellingen(?), Voorschriften en Daadzaken(!!!) der Heilige Schrift, in alphabetische orde gerangschikt, alsmede de meest volledige verzameling van gelijkluidende plaatsen. Bewerkt naar de Fransche uitgave volgens de Staten-overzetting; uitgegeven door het Evangelisch Verbond. Amsterdam, h. de hoogh. 1858. - Onze Engelsche naburen zijn meesters in de Industrie - die eigenschap zal niemand hun betwisten. Alleen hunne Theologie is buiten den invloed van den stoom gebleven en kruipt steeds voort met een treurigen slakkengang - getuige ook weder dit werkje, want hoeveel tijd en moeite de auteur er ook aan besteed hebbe, en hoeveel goeds het ook schijnbaar in zich vereenige, zoo kunnen wij toch onmogelijk met de Engelsche Recensenten er eene ‘kostbare aanwinst voor onze Christelijke letterkunde’ in zien, noch begrijpen hoe het ter wereld mogelijk is, dat het
| |
| |
aan Leeraars wordt aangeprezen ‘als volkomen geschikt tot het zamenstellen van hunne predikatiën.’ Ter kenschetsing van den geest en het standpunt van den schrijver of zamensteller is de titel eigenlijk reeds voldoende. Wij vinden dan ook in het werkje rubrieken als de navolgende, b.v.: De Heilige Geest is God, en daaronder ter nadere aanwijzing nog dat de H. Geest ook is de Heere God, de Heer der Heirscharen, de God van Israël (sic!), 2 Sam. xxiii:2, 3. Voorts dat christus verklaard is God te zijn: 1o. door Hemzelven, 2o. door petrus, paulus, den Moorschen kamerling, e.a., en eindelijk zelfs door de duivelen. Ongelukkig echter voor het proefhoudende van 's mans betoog lezen wij bl. 55 onder de eigenschappen der Duivelen ook deze: leugenachtig, Joh. viii:44. - Maar, alle scherts daar gelaten: het boekje kan, mits met oordeel aangewend, misschien bruikbaar zijn. Katechisanten echter of leerlingen van zondagscholen zouden wij het niet gaarne zien in handen geven. Zonder schade toch kan het gemist worden, en ligt doet het in de gevolgen kwaad. Heldere, degelijke Bijbelkennis althans zal er in elk geval niet door bevorderd worden, maar eenzijdige Dogmatisten zullen het met vreugde begroeten. Sapienti sat. 't Is overigens jammer van de uitvoering, want die is keurig, net en lief; het boekje ziet er regt uitlokkend uit.
b.
De Boekhandelaars johs. noman en zoon zijn eigenaars geworden van het Christelijk Album en geven dat sints Jan. 1858 uit. Natuurlijk waren zij als goede handelaars er op bedacht, om van de overgebleven exemplaren der jaargangen 1846- 1857, of liever om van hun kopijregt het meest mogelijk profijt te trekken; en als van zelf kwam het plan tot stand om de staalplaten, die meerendeels ieder der 12 jaargangen versierd hadden, met eenigen tekst als Bloemlezing uit het Christelijk Album, te vereenigen en alzoo een prachtband te vormen. Dat die platen, onder de keurige zorg van den vorigen uitgever a.c. kruseman in 't licht verschenen, verdienen nog eens tot dit doel gebruikt te worden, lake alleen hij, die de rigting onzer eeuw op die zoogenaamde prachtbanden veroordeelt. Wij achten het voor 't minst eene geoorloofde liefhebberij en kunnen niet ijveren tegen de gelegenheid, die door dergelijke uitgaven geschonken wordt, om eenige verloren
| |
| |
oogenblikken niet onaangenaam en onnuttig te besteden. Daarom bevelen wij deze Bloemlezing sterk aan aan allen, die het versieren hunner boekenplankjes ter harte nemen. Zij kost f 9-50. Daarvoor ontvangt men 12 keurige staalplaten, gebonden (als men onder binden maar niet eene zeer stevige vereeniging van afzonderlijke bladen verstaat, want in het ons gezonden exemplaar laten die bladen reeds los - doch wij kunnen ongelukkig zijn) in een heel linnen band, met vergulde stempels en verguld op snede. Vraagt gij naar den inhoud? Wanneer wij bedenken, dat die hier bijzaak is, dan mogen wij hem zeer prijzen. De verzamelaar was natuurlijk door de platen eenigzins gebonden, en moest ruimte beschikbaar houden voor de stukken, bij deze in der tijd geplaatst. Wat hij verder heeft uitgelezen, verdient meerendeels aanbeveling; of hij niets beters had kunnen vinden, zouden wij alleen met regt kunnen zeggen, als wij al de jaargangen van het Christelijk Album hadden doorgelezen, waartoe niemand ons veroordeelen zal. De stukken van v. schaïck en van v.d. pot staan bij ons op den voorgrond; maar in eene bloemlezing van twaalf jaren stichtelijke lectuur zouden wij nooit ofte nimmer een stuk van Ds. j. herman de ridder opnemen, tenzij om aan 't nageslacht te toonen, welk eene geforceerde manier van schrijven in het midden der 19de eeuw ook al opgang gemaakt heeft.
Eer het jaar eindigt willen wij het onze doen om zoo mogelijk een nuttig tijdschrift aan de aandacht onzer lezers aan te bevelen. Wij bedoelen de Bibliotheek voor het Huisgezin, uitgegeven bij en onder Redactie van g.t.n. suringar. Wat wij ten vorigen jare ter aanprijzing van dit maandwerk zeiden, is niet minder van toepassing op de Afleveringen van 1858, die wij hebben ontvangen. Wel is niet alles van even degelijke waarde, maar van het meeste moeten wij toch getuigen, dat het aangenaam bezig houdt en vrij wat te denken geeft, terwijl het den zin voor huiselijkheid aankweekt, welken wij niet genoeg kunnen aanbevelen in onze eeuw der uithuizigheid. Voeg hierbij, dat het Tijdschrift slechts f 2-50 den jaargang kost, en gij zult moeten toestemmen, dat dit zeer weinig is, als gij op het formaat en den compressen, maar duidelijken druk let.
De Zegen des Ouderdoms, ook een Tijdschrift, dat bij den
| |
| |
werkzamen uitgever g.t.n. suringar 't licht ziet, is dit jaar, onder redactie van Ds. kits van heyningen, zijn ouden weg gegaan, indien men den ééns betreden weg een ouden mag noemen. Denzelfden lof, dien wij er vroeger aan gaven, zwaaijen wij er weêr gaarne aan toe; dezelfde aanmerking, die wij er vroeger op maakten, moet er nog op rusten. Het evangelisch element is er te weinig in verwerkt. 't Is eene bloemlezing uit allerlei schrijvers van ouden en nieuwen tijd, van binnenen buitenland, met weinig oorspronkelijk nieuws er bij, van welke wij hopen, dat zij de ouden van dagen zal doen verlangen naar christus, naar Hem alleen.
Hoe het gekomen is weten wij niet, maar eene preek of rede van den wijdberoemden Dr. van oosterzee is onder allerlei papieren en boeken geraakt en wij hebben haar vergeten. Zij is getiteld: Een papieren noodmunt. De Gustaaf-Adolf-Vereeniging aanbevolen. Waarom die titel? ‘In het midden eener arbeidsvolle week kon ik slechts over weinige uren te mijner voorbereiding beschikken, en improviseerde op het papier.... de hier volgende Toespraak.’ Zoo zegt de Schrijver, en hij voegt er later bij: ‘Onze vaderen sloegen in een kritiek moment wel eens noodmunten, die geene andere bestemming hadden, dan oogenblikkelijke verlegenheid voor te komen en daarna, vervangen door edel metaal, nog slechts in de collectie van dezen of genen liefhebber een hoekje te vinden.’ Gij, die deze woorden leest, schaft u nog dit stukje aan, en deelt met ons in de gedachte: ‘groot is de man, die zulke noodmunten kan slaan; giganten en lilliputters in de letterkunde moeten eerbied voor hem hebben; oneerbiedigheid jegens hem is verachting van wie hem zoo groote gaven schonk. Maar zwaar is ook de verantwoordelijkheid van dien, die zoo rijk is in kennis, in smaak, in vlugheid. En wordt daaraan door v.o. altijd voldaan voor zoo ver een mensch dat kan?.....’ Deze gedachte rees bij ons op na eene eerste lezing, en eene herlezing versterkte haar. Hare mededeeling zij onze korte kritiek. Indien de noodmunten zoo zijn - hoe moesten dan de munten van edel metaal zijn? Immers beter en degelijker dan.... vult zelven in, waarde lezers!
Het Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijk Gezin loopt op
| |
| |
zijn einde. Aflevering 9 en 10 van het Derde Deel liggen naast ons. Men kan waarlijk van deze onderneming niet zeggen: exitus alget, want het is of de lust en opgewektheid der medearbeiders al grooter en grooter worden, terwijl de degelijkheid der artikelen naar evenredigheid toeneemt. Wij willen, naar gewoonte, enkele noemen, die bijzonder onze aandacht trokken. Onder de meest belangrijke rangschikken wij: Ster, door Prof. veth; Stoïsche wijsgeeren en Straf, door Prof. domela nieuwenhuis; Syrië, Syrisch en Taal, door Prof. veth; Tabernakel en Tempel, door Dr. kemink (vooral dat laatste art. is met zeer veel zorg, ijver en geleerdheid bewerkt); Brieven aan de Thessalonicensen en aan timotheus, door Prof. scholten. Maar wij willen, door deze te noemen, niet onregtvaardig zijn tegen schrijvers van kleiner artikelen, die niet zoo zeer in 't oog vallen. 't Spijt ons, dat de medearbeider, die de Apocryfe Boeken des O.V. voor zijne rekening scheen genomen hebben, en zulke heerlijke proeven van zijne geleerdheid en tact om dergelijke artikelen te schrijven, gegeven had, nu, om welke redenen ook, dat deel van dien arbeid aan een ander overlaat, blijkens het artikel susanna. Van tact gesproken, om voor dit Woordenboek te schrijven, wij zouden die aan al de schrijvers toekennen, zoo niet de initialen L en S-L, misschien ook K-N, op hoeveel geleerdheid zij ook het zegel drukken, ons dwongen om te zeggen: bijna allen.
Nog weêr eene nieuwe uitgave van thomas à kempis. En wel de tweede van die, welke Ds. hasebroek vóór eenige jaren bij johannes müller bezorgde. Zij is bekend, en verdient voor de tweede maal uitverkocht te worden. Wie door den vromen thomas niet gesticht wordt, moet wel weinig religieus gevoel hebben. De gemoedelijke schrijver verdient dat voortdurend voor zijne eer in ons vaderland gezorgd wordt. En dat deed Ds. h. door zijne goede vertaling, dat deed de uitgever door den netten druk en den matigen prijs. 't Doet ons vooral genoegen, dat Ds. h. kempis aanbeveelt: dat kan veelzins het doode orthodoxisme tegenwerken, bij degenen die het voorstaan en onbepaald naar h.'s stemme luisteren. Wanneer aan het orthodoxisme het mysticisme wordt toegevoegd, kan uit de twee kwaden misschien iets goeds geboren worden - het eene isme kan tot genezing van het andere dienen. Zoo zij het;
| |
| |
maar daarenboven hopen wij dat de navolging van christus algemeen bij menschen van allerlei rigting ingang vinde en dat daarvoor de aanbeveling van Ds. h. geene verhindering zij. Het boekje van kempis is niet voor ééne partij, maar voor alle Christenen. Het bevat elementen, die allen noodig zijn.
Ten vorigen jare hebben wij een gunstig verslag gegeven van een paar Afleveringen van het Bijbelsch Dagschrift, dat te 's Hage bij m.j. visser uitkomt. De uitgever heeft het na deze onze aankondiging zeker niet noodig geacht meer te zenden, ten minste wij ontvingen later niets van de Redactie der Vaderl. Letteroefeningen. Dit jaar begon het weêr met Aflev. 1 en 2, en tot onze groote verwondering ontvingen wij geregeld de overige maandelijksche bladen, zoodat wij nu met meer grond een oordeel kunnen uitspreken. En dat oordeel mag zeer gunstig zijn. Wanneer wij dit Bijbelsch Dagschrift vergelijken met dat van Dr. rienstra bij den Bijbelschen Almanak, waarvan ons bij toeval zeker maar ééne Aflevering werd toegezonden, dan twijfelen wij geen enkel oogenblik om aan dat bij visser uitkomende den voorrang te geven en te verklaren, dat het het beste is, wat, onzes achtens, voor dagelijksche huiselijke godsdienstoefening in 't licht verschijnt. Men versta ons wèl: voor dagelijksche huiselijke godsdienstoefening, omdat de stichtelijke lectuur, die buitendien in preekbundels als anderszins ons overstroomt, niet geschikt is voor den huisvader, die de zijnen iederen morgen om zich heen vergadert. Die stukken zijn veelal te lang; men kan ze afbreken, maar wat opwekking ligt er vaak in een exegetisch gedeelte, of wel in de inleiding eener preek als men daarmeê voor 't oogenblik tevreden moet zijn, om later de toepassing te vernemen? De stukjes van dit Dagschrift nu zijn meerendeels zeer degelijk en practicaal, vooral die van Dr. modderman en Dr. proes. Sommige zijn flaauw, enkele meer dan flaauw, water-en-melk van de dunste soort. De Redactie van dit Dagschrift moest, dunkt ons, nog veel activer zijn. Zij doet zeer wèl
om bij gelegenheid van feesten mannen als Ds. oort en Ds. bennink janssonius te laten spreken: zoo moest zij meer de taak verdeelen naar ieders aanleg. Zij moest ook zorgen, dat dezelfde onderwerpen niet zoo dikwijls behandeld worden, gelijk b.v. de grootste algemeenheden over beproeving en lijden. Zoo kan men wel duizend stukjes na elkander
| |
| |
lezen. Maar vooral moest zij: voor ditmaal ga henen, niet tweemaal in denzelfden jaargang behandelen. Ook moest zij zorgen dat altijd een geschikt gedeelte van den Bijbel benevens gezang en psalm waren aangewezen. Nu duurt de huiselijke godsdienstoefening tusschenbeide nog geene vijf minuten. Verder konden de platen best achterwege blijven, en met hen kon deze of gene medearbeider beleefdelijk bedankt worden, die nu velen zou doen twijfelen of dit Dagschrift het beste is wat er voor dagelijksche godsdienstoefening onder ons het licht ziet, en hen zou kunnen doen uitroepen: ‘wat is dan het mindere!’ En toch blijven wij er bij: 't is het beste, 't is zeer goed, zeer bruikbaar.
Onze Tuin. Tuin en Tuinbouw met het oog op den mensch en het menschelijke leven beschouwd, door a.k. kooiman, az., Onderwijzer te Hoog- en Laag-Zwaagdijk. Met een Voorwoord van a.w. van campen, Theol. Doct., en Pred. te Opperdoes. Te Medemblik, bij k.h. idema. 1857. - 't Gebeurt dikwijls in de wereld, dat de titel van een boek mooijer is dan de inhoud, of met andere woorden, dat men denkt wonder wat fraais te zullen lezen, en te laat eerst, tot zijne spijt, bemerkt, dat men bedrogen is. Het tegendeel is waar met bovenstaand werkje van den Heer kooiman. De titel is eenvoudig, anspruchlos.... de inhoud is meer dan gewoon goed, degelijk, stichtelijk. Ouders, onderwijzers, opvoeders der jeugd, vooral ook jonggehuwden mogen het niet ongelezen laten. Zij zullen er veel uit kunnen leeren met betrekking tot hunne kinderen, veel ook met betrekking tot hen zelven. Neem eens b.v. de volgende opmerkingen over het Onkruid. Het onkruid is algemeen verspreid in den aardbodem. Menig korreltje kwaad zaad wordt van buiten op onzen grond overgebragt. Het is niet hetzelfde wanneer en hoe men wiedt. Wij zaaijen somtijds zelven het onkruid in onzen tuin, enz. Dat zijn gulden lessen die niet genoeg behartigd kunnen worden. Wij wenscheu daarom het boekje van den Heer kooiman in veler handen. Wij stellen het naast... neen, boven menig stichtelijken preekbundel. De prijs is niet te hoog; de stijl tamelijk vloeijend, en de verzen zijn erbarmelijk. Gelukkig maken deze laatsten verreweg de minderheid uit.
b.
Onder den titel: Splinter en Balk, heeft zekere a. buys de graaf eenen Open Brief, en dat nog wel eenen eersten, geschreven aan Dr. j.c. zaalberg, pz., naar aanleiding van diens ‘Twee Brieven aan zijne R.-K. mede-Christenen, voor rekening van den Schrijver uitgegeven te Amsterdam, bij Wed. borleffs en ten have, 1858, waarvan ons de Tweede druk is toegezonden. Het doet ons leed, dat alzoo weder blijkt, hoe gretig het publiek valt op vinnigheden. Zaalberg heeft in zijn schrijven tegen het Romanisme zeker iets scherps, doch de aanvallen van het Romanisme zijn waarlijk ook niet magtig malsch; zie ieder nommer van de Tijd. Daarover echter, en zelfs over de druk- en spelfouten, die Dr. zaalberg slordig genoeg geweest is om in zijne “Brieven” te laten staan, is nu de Heer buys de graaf zoo verontwaardigd, dat hij er zijne
| |
| |
gal over uitstort in dezen “Open Brief”, die aan een volbloed Ultramontaan alle eer zou doen - volgens den Heer buys de graaf, die ronduit beweert (bl. 32), dat de Protestant verdraagzaam, maar de Roomsche onverdraagzaam zijn moet. 't Kluchtige van de zaak is echter de oorzaak waardoor zaalberg het zoo allerbitterst bij den Heer buys de graaf heeft verkorven. De laatste had namelijk aan den eerste zijne “eerstelingen op letterkundig gebied” (Er is maar één God’, enz.) toegezonden ‘met eene begeleidende missive, waarin onder anderen de volgende zinsneden voorkwamen: ‘Het zou mij zeer aangenaam zijn, indien UWEerw. zich de moeite zou willen geven, mij bij gelegenheid uwe kritiek over mijn geschrift mede te deelen, d.h. over de vertaling, den stijl als anderzins’, enz. En dit nu heeft Dr. zaalberg niet gedaan, ja zelfs het geringste antwoord niet gezonden. Dat is zeker niet zeer beleefd; zaalberg had den schrijver voor zijn present-exemplaar kunnen bedanken, of het titulo oneroso ontvangende, bij niet aanneming der voorwaarde, terugzenden. Hoe het zij, hierover nu is de Heer b.d.g. zoo schromelijk boos, dat hij het den Haagschen Predikant ongemakkelijk in de oogen laat druipen, en deze wel om een lief ding zal wenschen, dat hij... ja, bij weigerende terugzending zou het misschien niet beter met hem zijn afgeloopen. Ziedaar dan een zedelijke dwang, schrijvers! om iemand eene recensie van uw werk af te persen. En hoe kwam b.d.g. juist aan z.? Omdat hij hem te Amsterdam met genoegen had hooren prediken! Voorwaar, als liefde verkeert in haat, enz. Doch indien de Heer b.d.g. nu later uit het bestuderen van z.'s schrijven is ontwaar geworden, dat deze zoo bijtend scherp en
bitter schrijft - waarom dan niet blij toe geweest, dat die scherp gepunte pen den ‘letterkundigen’ eersteling ongemoeid heeft gelaten?.....
Deze geheele zamenhang, op zich zelf der vermelding naauwelijks waardig, is zoo bespottelijk, dat de korte vermelding den lezer wel een oogenblik mag amuseren.
Van het volks-dichtstukje: De sterke drank als vriend, gaf de Wed. p. burggraaff. jr., te Leeuwarden, een zesden druk, die, blijkens den titel, in het jaar 1860 in het licht verscheen - of zal verschijnen? - Met deze letterkundige bijzonderheid prijzen wij de in hare soort zeer nuttige ‘Dichtproeve van een handwerksman’ gaarne aan. Voor 15 cts. heeft men ze.
Een geneesmiddel tegen de armoede, of de lof der spaarzaamheid, is de titel der door Mr. h. hooft graafland vervaardigde vertaling van een Fransch geschrift van l. mézières tot aanbeveling eener verstandige Économie, dat door de Fransche Akademie bekroond is. Eene Tweede uitgave daarvan is in dit jaar te Arnhem, bij j. van egmond, jr., voor den prijs van f 1-: in het licht gegeven. Die ‘tweede uitgave’ bestaat echter alleen daarin, dat er een andere titel voor staat dan voor die der eerste, welke in 1854 te Utrecht, bij j.g. broese
| |
| |
in het licht verscheen en toen f 2 kostte. Het is dus eigenlijk eene aanbieding tot verminderden prijs. Zij doet ons in zoo ver leed, omdat zij bewijst, dat het voortreffelijk geschrift niet dat onthaal schijnt te hebben gevonden, dat het dubbel en dwars verdiende. Als het op nieuw in den handel brengen van een sedert lang bestaand geschrift kunnen we dit genees-, liever: voorbehoed-middel tegen armoede slechts aankondigen. Het geschiedt echter met aanprijzing, zoo van den inhoud als van den vorm; het strekt den schrijver tot eer, dat hij niet enkel van stoffelijke welvaart den waren voorspoed verwacht voor personen en huisgezinnen, en de aanschouwelijke voorstelling van de spaarzaamheid in franklin en van de verkwisting in sheridan geeft meer dan de afgetrokken redenering.
Over De gehoorzaamheid in de opvoeding heeft de Eerw. a. radijs een werkje geschreven of eigenlijk vrij naar het Hoogduitsch bearbeid, dat te 's Hertogenbosch, bij Gebrs. muller voor f 1-: is uitgegeven ten voordeele eener Predikantsdochter, in behoeftige omstandigheden achtergebleven, en daarenboven ziek en blind. Met genoegen zagen we in het Voorberigt, dat zevenhonderd inteekenaars het weldadige doel hebben onderstend. Mogen nog zeven-honderd daarboven het nuttige boekske koopen; zij bewijzen dan eene weldaad aan eene ongelukkige, en als zij het lezen, zal 't hun zelven niet schaden, want er is veel behartigingswaardigs in. De stijl is hier en daar min aangenaam door lange, sterk ineengeschoven volzinnen; de uitvoering - van Gebrs. muller; dat is genoeg gezegd.
Met onverflaauwde belangstelling wijst ons Tijdschrift elk, die in de Wetten, betrekkelijk het Openbaar Bestuur, belang stelt, op Luttenberg's Chronologische Verzameling der Wetten en Besluiten, betrekkelijk het Openbaar Bestuur in de Nederlanden sedert de herstelde orde van zaken in 1813, voortgezet door l.n. schuurman, Secretaris der stad Zwolle (aldaar bij w.e.j. tjeenk willink), en de herinnering aan die voortreffelijke verzameling geschiedt naar aanleiding van het ons ter aankondiging toegezonden Deel, bevattende het jaar 1857. Reeds vroeger hebben wij herhaaldelijk ons gunstig oordeel over deze Verzameling gemotiveerd uitgesproken: wij hebben dat slechts te herhalen naar aanleiding van dit Deel. Uit den aard der zaak is zulk een werk voor geene beoordeeling of referte vatbaar. Men geloove ons op ons woord, en wie het werk inziet en raadpleegt, zal ondervinden, dat wij niet te gunstig over de dikwijls hoogst moeijelijke compilatie van den Verzamelaar gedacht hebben.
De 10e jaargang van het Staatkundig en Staathuishoudkundig Jaarboekje voor 1858, uitgegeven door de Vereeniging voor de Statistiek (Amsterdam, bij e.s. witkamp), bevestigt ten volle de wèlverdiende hulde aan dat Jaarboekje voortdurend gebragt. Het overzigt over het afgeloopen jaar 1857 geeft eene getrouwe en naauwkeurige kennis van de Statistiek van ons vaderland, welke echter, als alle statistische cijfers, met voorzigtigheid
| |
| |
zijn te raadplegen. De mededeelingen en het Mengelwerk bevatten zeer belangrijke bijdragen (vooral de stukken van wijnne, boer, bosch en de bosch kemper) en menige curieuse mededeeling. Den financier zij de lezing van bladz. 209 en 210 aanbevolen, en zijn hart springe op van vreugde als hij ontdekt dat de Staat bijkans een half millioen aan renten minder betaalt dan vroeger, door de inkoopen van schuldbrieven uitgewonnen.
Het Jaarboekje bewijst aan de wetenschap der Statistiek eene groote dienst, en zoo het nog aanbeveling behoefde, zouden wij niet aarzelen die onvoorwaardelijk te geven; nu vindt het boekje zeker - even als alle goede boeken - zelf zijn weg. Wij wilden slechts iets bijdragen om dien weg, waar hij nog niet al te gemakkelijk was, eenigzins te bereiden.
Een ongenoemde heeft te Dordrecht, bij j.p. revers, een klein geschrift uitgegeven, getiteld: De Schilderkunst ontleed en voor Liefhebbers toegelicht, dienende mede tot Gids op Museums en Tentoonstellingen. De titel is wonderlijk; maar het boekje nog zonderlinger. 's Schrijvers doel is om aan oningewijden in de kunst, regels te geven waarnaar zij schilderstukken moeten beoordeelen. Wanneer men op eene tentoonstelling schilderijen beziet, maakt men ongetwijfeld een gek figuur, zoo men een algemeen bewonderd paneel niet mooi vindt, of zijne goedkeuring schenkt aan slechte stukken. Dit wil de zamensteller van dit geschrift verhelpen, door zijne regels. Nu, dat dit eene dwaasheid is, spreekt van zelf. Wie niet met aesthetisch gevoel is begaafd, dien zullen deze regels niet baten; wie dat gevoel bezitten, zij behoeven die regels niet. Misschien zouden deze bladzijden eenig nut kunnen doen, aan hem die zich bij het bezigtigen van schilderijen in de kunst eenigzins wil orienteren; maar als zoodanig hebben wij hier met een zeer oppervlakkigen gids te doen.
In het laatste gedeelte van het boekje, wil de S. zijne lezers kennis laten maken ‘met de eigenaardigheden van sommige meesters, hunne naamteekeningen, hun genre, enz., om langs dien weg tot de kennis te komen van de hand, die de stukken te voorschijn bragt, welke door den navorscher zijn gevonden of opgeknapt’(?). Daartoe noemt hij eenige bekende meesters van de Hollandsche en Vlaamsche scholen op, zegt wat hun genre is, en hoe zij hunne schilderijen teekenden; en uit deze en andere dergelijke kenteekenen van weinig belang zal men de kennis dier meesterstukken verkrijgen?
Het geheel, dat daarenboven vrij verward gesteld is, moet beschouwd worden als eene speculatie op de zucht naar oppervlakkigheid van het publiek.
Voor twintig centen slechts een boekje van twee-en-zeventig bladzijden, dat is goedkoop, niet waar, Lezer? Voor dien prijs is te Groningen, bij l. van giften, uitgegeven: Ver- | |
| |
tellingen en Versjes van Tante johanna; een Schoolboekje voor lieve Kindertjes, door h. driesman. Ja, goede waar voor weinig geld, dat is voor kinderlectuur eene zeer wenschelijke zaak; dan kunnen kinderen van minder gegoeden ook genieten, van hetgeen anders schier alleen voor hunne meer bevoorregte jeugdige tijdgenooten is weggelegd. Maar wat dunkt u van slechte waar voor weinig geld? - Daar hebben wij niet veel aan, is het wel? Neen, die moeten schrijvers en uitgevers maar bij zich houden; en zoo hadden de H.H. van giften en driesman de moeite wel kunnen sparen van dit boekje uit te geven. - Is het dan zoo'n prul? - Zie hier een klein staaltje, en beoordeel daarnaar gerust het overige:
Wat of mijn Fidel deeren mag!
Hij zucht en steent den heelen dag:
Vast is hij ziek; ja 'k zie het wel.
Kom, zeg het mij, armē Fidel!
Als ik u helpen kan, geloof,
Dan ben ik voor uw klagt niet doof,
Dan geef 'k u, wat gij maar begeert,
Dus, Fidel! zeg mij wat u deert.
Geheel Amsterdam heeft zich zoo opgetogen voorgedaan bij gelegenheid der nationale feesten, den 4den Sept. d.j., dat men niet anders verwachten kan, of een blijvend aandenken daaraan zal der burgerij hoogst aangenaam zijn. De Heer w.m.w. heeft daarvoor zorg gedragen door een boekje in het licht te zenden, bij m. westerman en zoon alhier uitgekomen, onder den titel: ‘Photographie van Amsterdam. Verslag van de Volksfeesten op 3 tot 7 Sept. 1858.’
Met genoegen hebben wij daarvan kennis genomen. Het is geschreven door iemand, die beter met de pen weet om te gaan, dan gewoonlijk de populaire beschrijvers van zulke populaire onderwerpen. Zijn stijl is over het algemeen zuiver en boeijend; maar ook wel wat te gekunsteld, of zeggen wij liever, wat jeugdig. Het is alsof hij door te groote vrees, om door den beschrijvenden toon vervelend te worden, in het tegenovergestelde uiterste is vervallen. Want hij wordt nu bijna door den te hoog gestemden toon en de doorgaande dichterlijke kleur een weinig eentoonig. Nu! zoo hij nog jong is, zooals het ons voorkwam, zal hij van zelf met der tijd wel wat ballast van fraaijigheid over boord werpen.
Overigens heeft hij alles goed en naauwkeurig opgemerkt, en bovendien met een zachtmoedig oog de zaken beschouwd. Over het algemeen is hij meer geneigd tot prijzen, dan tot afkeuren, en waar hij nog eens iets meent te moeten berispen, doet hij het zacht en bescheiden.
Van heeler harte wenschen wij den schrijver veel genoegen toe van dezen letterarbeid (want zoo mag het genoemd worden), en hopen dat hij weldra zijne krachten, wij durven niet te zeggen op betere, maar dan toch op meer letterkundige onderwerpen, beproeven zal. |
|