| |
Korte mededeelingen.
Gelijk het meeste, wat nicolaas beets in proza en poëzij aan zijne landgenooten schonk, zoo hebben in der tijd ook zijne Stichtelijke Uren hunnen weg gevonden niet tot zijne dogmatische alleen, maar even goed tot bloot-religieuze geestverwanten. Getuige de echt liberale, maar daarom ook tolerante en eklektische wilhelm broes, die in zijn Tekstenrol ‘het allernuttigst tijdschrift van den kerkleeraar beets’ aanprees en aanwendde. Van deze Uren dan is, na zevenjarige schorsing, een Nieuwe Reeks begonnen, wier eerste vijf Aflev. ons ter beoordeeling zijn toegezonden. Die beoordeeling zal - al werd zij aan een zeer heterodoxen en niet-geuniëerden beoordeelaar toevertrouwd - zeer gunstig luiden. Wij zullen de lezers der Vaderl. Letteroefeningen verzekeren, dat de ‘Stichtelijke Uren’ aan alle eischen der stichting voldoen; dat zij dus - ofschoon het ontdekkende element wel altijd het fort van b. blijven zal - toch ook het zalvende en opwekkende niet verwaarloozen; dat het allervoedzaamst ooft aangeboden wordt in de allerkeurigste schaal, zoodat b.v. het tafereel: jezus wandelende op de zee, te gelijk godsdienstige opbouwing en aesthetisch genot verschaft; dat eindelijk de regtzinnige bestanddeelen den vrijzinnige door geen overmaat of overdrijving of hatelijkheid afstooten, ja dat b. zich zelfs somwijlen - gelijk dat trouwens voor hem altijd mogelijk en voegelijk zijn zou - boven de gezamenlijke partijen verheft, ten bewijze waarvan wij slechts zijne beschouwing over de H.S. en hare inspiratie, bl. 79 v., behoeven aan te halen. Mogen wij den herschepper van onzen Neêrduitschen stijl, sinds wiens Camera
obscura deze zooveel losser en vrijer geworden en den spreektrant zooveel naderbij gekomen is, betrekkelijk de manier, waarop hij hier zijne toovermagt over dien stijl uitoefent, ééne
| |
| |
kleine aanmerking maken, dan geven we hem in bedenking, of hij zich niet wel wat te dikwijls en te rijkelijk van de anaphora bediene; neemt eens bl. 90: ‘Zoo lang wy deze blijdschap nog niet uit onze droefheid, deze winst nog niet uit ons verlies hebben weten te puren, hebben wy de wezenlijke, hebben wy de wenschelijke vrucht des aardschen levens nog niet ingezameld, nog niet op het oog gehad.’? Doch - evenmin door de anaphora als door de orthodoxie zullen de uren, aan deze ‘Uren’ besteed, tot verlorene uren worden.
Voor eene goede en correcte uitvoering is door de Erven f. bohn loffelijk gezorgd.
v.p.
De eerste Aflevering van een nieuw Christelijk Huisboek. Het is getiteld: Uit jezus leven. Daarin geeft de werkzame kits van heyningen ons eene proeve, hoe hij voornemens is de voornaamste bijzonderheden uit het leven van jezus voor eenvoudige lezers in het licht te stellen en vruchtbaar te maken voor hart en wandel. Wetenschappelijke verdiensten heeft dit werk uit den aard der zaak niet. Evenwel maakt de Schrijver een goed gebruik van de vruchten der wetenschap, op dit gebied gedurende de laatste jaren in het licht verschenen. Hij onthoude zich zooveel mogelijk van ijdelen tooi, legge zich toe op eenvoud en duidelijkheid, en doe vooral de menschelijke grootheid van den Zaligmaker ook in het kleine helder uitkomen. Wij wenschen hem een goeden oogst op dit uitgestrooide zaad, en bevelen het allen aan, die zich liefst buiten de onderzoekingen der geleerden wenschen te houden. De Uitgever is a. tjaden te Deventer. Het werk zal compleet zijn in 6 à 8 Afleveringen; in elke komt eene of meer staalplaten voor, terwijl de prijs van elke Aflevering niet meer bedraagt dan 45 cts.
In Een Woord over de kerkelijke beweging in de Hervormde Gemeente te Veendam wordt door christophilus eene geschiedenis verhaald, die, helaas! ook buiten Veendam haars gelijken heeft, en aan velen tot een leerzaam voorbeeld moge strekken. De zaak is deze: Ds. brouwer, opvolger van den waardigen sannes, werd er gewogen op de Dordtsche weegschaal en door velen op enkele punten van de leer der vaderen te ligt bevonden. Twaalf mannen maken zich op, om hem dit
| |
| |
onder het oog te brengen. Aan vijf hunner ontzinkt de moed; de overigen begeven zich tot hem, worden vriendelijk door hem ontvangen, en trachten de Dordtsche leer met kracht van redenen te verdedigen. Het gerucht dier zamenkomst ging welhaast van mond tot mond, en Ds. brouwer achtte het raadzaam, wat hij in het bijzonder tot die zeven mannen gesproken had, openlijk te bevestigen. Hij deed het in eene leerrede naar aanleiding der woorden van paulus: Efes. iv:14a, 15. Met gespannen aandacht werd die rede aangehoord, en welhaast verscheen een ‘protest’ in het licht, waarin de gevoelens, door den leeraar uiteengezet, werden bestreden. Uit dat protest wordt door christophilus een en ander meêgedeeld, hetwelk ons die Veendamsche protestanten (in engeren zin) van eene niet zeer gunstige zijde doet kennen. Ook hier geldt het woord van den Heer: Een kwade boom kan geene goede vruchten voortbrengen. Wij raden de lezing en ernstige overweging dezer brochure allen aan, die in dezelfde verhouding tegenover hunne leeraars staan, als sommige leden der Veendamsche gemeente.
Drie Dagen uit het Leven van gellert. Hetzelfde verhaal, dat bij h. höveker afzonderlijk in het licht verscheen, en in het September-Nommer van dit Tijdschrift werd aangekondigd, schijnt ook opgenomen te zijn in de Bibliotheek voor het Huisgezin. Althans wij ontvangen een afdruk daarvan, die de verdienste heeft, dat op den titel staat uitgedrukt van wien het oorspronkelijk afkomstig is, namelijk van w.o. von horn, en dat de vertaling over het algemeen veel beter is. Omtrent den inhoud van het verhaal blijft natuurlijk ons oordeel hetzelfde.
Het was een uitnemend denkbeeld van den ongenoemden Schrijver om den oorsprong en de geschiedenis der Oud-Roomschen in Nederland in een kort overzigt te schetsen, zooals dit geschied is in de brochure van 19 bladz. in kl. 8vo., uitgegeven te Groningen, bij de Erven c.m. van bolhuis hoitsema. Wij zijn het eens met den Schrijver, dat velen ook onder de R.-Katholieken niet weten, dat eigenlijk, zooals het hier wordt in het licht gesteld, de zoogenoemde Jansenisten geene van de Roomsche Kerk afvallige sekte zijn, maar de eigenlijke oorspronkelijke echte Nederlandsche Katholieke Kerk uitmaken;
| |
| |
terwijl de Roomsche Kerk in ons Vaderland eigenlijk eene vreemdelinge is, die zich bij ons heeft ingedrongen, ten koste der nationaliteit van een groot gedeelte der burgers van dat Vaderland. Om deze waarheden echter aan het verstand der te dien aanzien onkundigen te brengen, is een eerste vereischte, dat zulks op eene populaire, eene duidelijke en verstaanbare wijze geschiedt. Ter wille der zaak betreuren wij het daarom zeer, dat deze brochure geschreven is in een zoo gewrongen en onduidelijken stijl, dat het moeite kost haar ten einde toe te volgen, en de inhoud bij herhaling dient gelezen te worden, om de zaak zelve te kunnen begrijpen. Wij vermoeden, dat het eene slechte vertaling is, die wij hier voor ons hebben; althans hier en daar meenden wij daarvan de sporen te ontdekken, hoewel hieromtrent niets op den titel of in het stuk zelf wordt vermeld. Zeer wenschelijk komt het ons voor, dat door iemand, die zijne eigene taal goed kan schrijven, hetzelfde onderwerp in een beteren vorm worde behandeld.
In eene leerrede, getiteld: Het Geloof op menschelijk gezag, voorafgegaan door een open brief aan Dr. a. pierson, tracht m.a. jentink, Predikant te Harlingen, de in zijne gemeente, naar het schijnt door de schriften van pierson, ontruste gemoederen, met betrekking tot het al of niet toekennen van gezag aan de Apostolische schrijvers, gerust te stellen. Wij achten daartoe den tekst niet zeer gelukkig gekozen. Wanneer toch (Hand. i:21, 22) door petrus de Apostelen worden voorgesteld als mannen, die getuigen moeten van jezus' opstanding, dan ligt daarin niet de minste reden, om, zooals jentink beweert, aan een gezaghebbend getuigenis te denken. Ook hier is het eenig gezag, dat aan dit getuigenis kan worden toegekend, geen ander, dan dat elke Evangelie-prediking en alles wat er gezegd en gesproken wordt in zich draagt, namelijk - het gezag der waarheid. In zooverre er waarheid in besloten is, in zooverre heeft het gezag. Maar, juist dat is de zaak, die eerst aan den twijfelaar moet kunnen bewezen worden. Met al wat de Schrijver zegt omtrent het zedelijk gezag stemmen wij gaarne in, maar meenen dat de zaak in kwestie niet diep genoeg door hem wordt ingezien om haar eene schrede verder te brengen. Alleen wanneer het onderscheid tusschen
| |
| |
historisch en zedelijk gezag goed wordt in het oog gehouden, is er mogelijkheid dat aan de spraakverwarring in deze een einde kome.
In No. XI der Vaderl. Letteroefeningen van 1858 (bl. 531) wordt, en, naar ik geloof, te regt, een afkeurend oordeel uitgesproken over de schrijfwijze van personen, als: van buren schele, krabbendam, nauta en lambrechtsen. De Rec. schijnt den moed bijna op te geven, om door zijne afkeuring, den vloed van zoodanige geschriften in ons land eenigermate te beteugelen. - Als Bestuurder van een Leesgezelschap meen ik dus wél te doen met, tot ondersteuning van genoemden Recensent, als een, naar ik geloof, werkzaam geneesmiddel tegen de kwaal, waarover Rec. klaagt, aan al mijne medebestuurders van Leesgezelschappen aan te raden, de uitgave van zulke boeken tegen te werken, door ze niet te koopen. Dan verloopt de stroom van zelf.
Ik herinner mij den tijd niet, dat ik van de vier bovengenoemde schrijvers eenig werk meer dan ingezien heb, sedert ik, onder anderen, uit ‘Jonker Frans van Brederode’, door krabbendam (1839), het volgende uittreksel las:
Hij zucht: agnes!
Zij lispelt: frans!
Hij (tegen de Maan): ‘Ha, lach niet zoo schaterend om mijn ongeluk, verraderlijke Maan.’
Nog tegen een ander, zeer slecht en slordig geschreven boek meen ik het publiek te moeten waarschuwen:
Het Nieuw Nederlandsch Magazijn, bij Gebr. diederichs te Amsterdam, bevat (1858, bl. 233) de volgende woorden:
‘Het Sterrebosch te Assen bezit nog werkelijke oorspronkelijke wouden, wild, schoon en ontzagwekkend, welke nog niet door de hand des menschen zijn geschonden, waarin de natuur sedert eeuwen ongestoord heeft geheerscht, de reusachtige houtligchamen heeft gevormd en weder vernietigd’, enz.
En wat is het Sterrebosch te Assen? een fraai bosch, met goede boomen, maar waar men overal met goede paden best komen en in een korten tijd geheel om en door wandelen kan. Dat zijn de ‘oorspronkelijke wouden’ bevat in een Sterrenbosch, volgens het Nieuw Nederlandsch Magazijn. Nieuw, ja: nieuwe onzin! maar Nederlandsch??
| |
| |
Ik herinner mij, dat in een van de laatste Nommers van dat Blad, daarenboven nog twee platen voorkwamen, de eene met eene afbeelding van de Golf van Finland, waarop vele aanwijzings-nommers, waarvan echter geene verklaring of aanwijzing in den tekst voorkwam; de andere bij een stukje over andrea massena, welke plaat geheel iets anders voorstelde dan in den tekst was omschreven.
Ik zoude nog veel meer en nog veel lomper slordigheden en onwaarheden van dat Tijdschrift kunnen aanwijzen, maar genoeg reeds, om den grond te doen kennen, waarop ik aan alle ingezetenen van Nederland voorstel om de uitgave van zulke slecht geschreven boeken te beletten, door ze niet meer te koopen.
h.-n.
Guldens-Editie. Even als de Railway-Edition in Engeland en de Tauchnitz-Editie in Duitschland hebben ook wij thans eene Guldens-Editie, bestaande in eene verzameling van kleine geschriften, uitgegeven of uit te geven bij thieme te Arnhem, voor den prijs van 100 cts. het deeltje. Daarvan zijn ons twee ter aankondiging toegezonden: No. 1 getiteld: Levensbeelden, Schetsen en Verhalen door a.h. van der hoeve, Predikant te Keppel; No. 2 getiteld: Vier Novellen van j.j. cremer en gerard keller. Het eerste bevat korte verhalen, die allen eene zedelijke en godsdienstige strekking hebben. Vroeger, op één na, in het mengelwerk van den ‘Tijdspiegel’ geplaatst, zijn ze hier bijeengevoegd. Zij verdienen het wel, op deze wijze onder de aandacht te worden gebragt van wie ze nog niet kenden, of door de lezers van den ‘Tijdspiegel’ nogmaals in het geheugen te worden teruggeroepen. Of de vier Verhalen in No. 2 teregt den naam van Novellen dragen, een genre door boccacio, in zijn Decamerone, voor het eerst in het leven geroepen, laten wij gaarne aan bevoegde beoordeelaars ter beslissing over. Alleen deelen wij als ons gevoelen mede, dat het door keller geleverde verreweg de voorkeur verdient boven de beide stukjes van cremer, die hier de verwachting teleurstelt van allen, wier hart hij door zijn ‘Pauwenveerken’ heeft gewonnen. Overigens verraadt het nog al geestelijke armoede bij deze drie belletristen, dat zij, in plaats van nieuwe, deze oude spijs op een nieuwen schotel nogmaals hebben opgedischt.
Het veertiende Verslag van den toestand en de verrigtingen der Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van sterken drank (tweede druk, te Amsterdam, bij h.w. mooy, à 40 cts.) deelt uitvoerige berigten mede omtrent de hoogte waartoe deze veelzins belangrijke zaak geklommen is. De Vereeniging is in het laatste jaar aanmerkelijk in leden-tal toegenomen. Zij betreurt het verlies van den ijverigen egeling, maar hoopt in zijn voetspoor met goeden moed voort te gaan. |
|