Over het geheel was hij door dit doel in het wijzigen en veranderen eenigzins gebonden. Het bepaalt zich hoofdzakelijk tot twee punten. De Heer b. achtte het noodig eene vroeger eenigzins op den achtergrond staande bijzonderheid meer op den voorgrond te plaatsen, namelijk, dat bij den Genitivus van het Gerundium bijna zonder uitzondering mei, tui (ejus) nostri vestri, sui gevonden wordt. Daarenboven heeft hij in het eerste aanhangsel op de Syntaxis plaats gegeven aan de opmerking, dat een woord soms in eene dubbele betrekking tot den zin staat, zoodat het in de gedachte eens moet herhaald worden. Hij ontvange voor deze wijzigingen onze goedkeuring, ofschoon wij hem hartelijk danken, dat hij de pen ter verandering van de overige genoemde punten heeft weêrhouden, dewijl hij anders zeker een groot ongerief voor de scholen zou veroorzaakt hebben.
Jammer is 't dat den ijverigen bewerker eerst toen dertien bladen waren afgedrukt, de nieuwe uitgaaf van madvig's Sprachlehre is ter hand gekomen. Wat hij kon heeft hij daarnaar nog in den tekst verbeterd en het overige in de bijvoegsels trachten te verhelpen. Nog meer is het te betreuren, dat Dr. j. dornseiffen van het Amsterdamsche Gymnasium (is dat Nederlandsch?) nog later zijne door veeljarig gebruik geijkte aanmerkingen heeft kunnen inleveren, waardoor er een minder ruim gebruik van gemaakt is dan de Heer b. wel had gewenscht. En wij met hem, want zeker zijn kennis en ondervinding van wie Nederlandsche jongelingen in de Latijnsche taal moet onderwijzen, voor den bewerker van nog hooger waarde dan de wijzigingen, die waarschijnlijk in vergelijking met de Hoogduitsche taal door den Schrijver zijn gemaakt. - Dat de Heer b. spaarzaam is geweest in orthographische veranderingen keuren wij allezins goed en zal hem later niet berouwen, daar hij nu reeds spijt gevoelt over de verwisseling van genitivus met genetivus. Dat de ondervinding hem en allen wijsheid leere! Zeker is het dwaas voor alle overtuiging doof te zijn, en nevenzin te blijven behouden, als bewezen is dat het bijzin moet zijn. Prof. b. heeft dit dan ook veranderd; maar och of niemand vergate, dat de glans van het nieuwe, vreemde, ongewone verblindend is!
Moge de Latijnsche Grammatica van madvig in deze derde uitgave veel nut doen ter waardering der taal, die door onze