uit het oog te verliezen, zoodat hij bijna evenzeer een gezellige en mededeelzame als een geleerde gids wordt.
Men zal eenigermate over den rijken inhoud van het werk kunnen oordeelen uit de opgave van de Hoofdstukken, waarin het verdeeld is, als: 1) de schei- en natuurkundige eigenschappen van het water; 2) het water als bestanddeel van den dampkring; 3) de invloed van het water op het klimaat; 4) het water en de gedaanteveranderingen der aarde; 5) de zee en de wateren van het vasteland; 6) het water in betrekking tot de voeding; 7) het water als woonplaats van dieren en planten: 8) het water als middel van verkeer en als hulp voor kunsten en handwerken; eindelijk 9) wat het water is voor den dichter en voor den schilder.
Het onderwerp zal dus wel van alle kanten beschouwd worden, en wanneer de verdere uitvoering van het werk beantwoordt aan het tot hiertoe geleverde, zij het dringend aanbevolen aan allen wien de natuur ter harte gaat.
Aan- en opmerkingen, die we te maken zouden hebben, vooral het eerste Hoofdstuk betreffende, houden we achterwege, tot wanneer we het werk volkomen in handen hebben.
De gelithographiëerde, met tinten gedrukte platen, waarvan er voor iedere Aflevering eene gevoegd is, zijn zeer wèl geslaagd. Vooral de eerste plaat is keurig uitgevoerd.
Den vertaler of wel den corrector zij aanbevolen de namen van volken, zelfs de bijvoegelijke naamwoorden, daaruit gevormd, met eene hoofdletter te doen drukken. Ook den voor de klinkt onaangenaam, en geeft den lezer, die aan dat verkeerde gebruik niet gewoon is, dikwijls moeite, hoe een zin op te vatten.
Nader verslag van dit werk te geven, behouden wij ons voor, tot wanneer het werk voltooid is.
Sept. 1858.
a.s.