Does de Bije, Juris Candidatus. Amsterdam, P.N. van Kampen. 1858. In gr. 8vo. 46 bl. f :-60.
Het is zeker opmerkelijk, dat men in de wetenschap soms heel veel disputeert, praat en schrijft over zoogenoemde quaestiën, welke door een onpartijdig toeschouwer van den strijd, voor axiomata gehouden worden. Voor zoo ver die strijdlust de persen en correctors wat te doen geeft, is dit uit een staathuishoudkundig oogpunt misschien nuttig, maar de wetenschap profiteert er weinig bij, en zij, die geen vreemdelingen in de quaestiën van den dag willen en mogen blijven, en dus genoodzaakt zijn die strijdschriften te lezen, hebben er alleen tijdverlies en noodelooze moeite van. Tot die quaestiën behoort de vraag: of de Prins van Oranje op zijn 18e jaar meerderjarig is. Het antwoord op die vraag is voor een gewoon menschenverstand hoogst eenvoudig. Men is eerst meerderjarig als men 23 jaren oud is. Dit is de regel. De Grondwet had hierop uitzonderingen voor de leden van het Koninklijke Huis kunnen maken, maar ze heeft het niet gedaan, ergo..... De Prins 18 jaar zijnde, heeft de bevoegdheid gekregen om troonopvolger te zijn, om de wedde te genieten waarvan Art. 33 (Grondwet) spreekt, om regent te wezen (Art. 42), en om te adviseren in den Raad van State (Art. 71). Meer zegt de Grondwet niet; en alleen wanneer hij tot de troonopvolging geroepen werd, zou hij als koning op dien leeftijd meerderjarig zijn, en zonder toezigt van voogden regeren. Dit is alles zeer duidelijk en eenvoudig. De Schrijver van de hier aangekondigde brochure verdedigt dit axioma, dat, vreemd genoeg, door een regtsgeleerde is bestreden, maar is het wel noodig een axioma te verdedigen? Het boekje is overigens goed geschreven, en voor wie belang stelt in deze zoo duidelijke aangelegenheid, hem zij de lecture er van aanbevolen. Op den dag van 4 September, waarop dit geschreven wordt, zal de Uitgever er misschien een goed debiet van hebben. Wij mogen dit
gaarne lijden, mits men de zaak zelve maar geene quaestie noemt.
Vreemd, dat bij deze vraag te gelijk eene andere is behandeld van een geheel anderen aard, of namelijk ons Vorstenhuis afstamt van willem den Hermiet. De Schrijver antwoordt ontkennend, en wij gelooven te regt.
4 Sept. 1858.
a.