geerte der harten naar hare sterkste uitdrukking moet uitgaan.
Na eene treffende voorstelling van het gewijd verhaal, voorstelling, die ons als in het huis van simon den melaatsche doet tegenwoordig zijn, wordt het lijden der Christelijke zending, de smaad, dien zij heeft te verduren, de miskenning, waarvoor zij blootstaat, met krachtige kleuren geschilderd, ware kleuren ook, als men haar van haren ideëlen kant beschouwt, al te sterke, wanneer men aan haar, zooals zij werkelijk is, denkt, en niet vergeet, dat zij een gebrekkig werk werkt en niet altijd in diepen ootmoed de feilen en de leemten van dit haar gebrekkig werk inziet en erkent. Zij heeft dus allezins behoefte aan het goedkeurend woord des Heeren, dat zij gedaan heeft hetgeen zij konde... en dat zij zich deze nu mag toeëigenen, zal het tweede deel der rede aanwijzen? Zoo moest het, volgens het opgegeven onderwerp; ‘dat kan niet!’ zegt ge - en beets heeft dat met u gevoeld, maar daardoor ook eene fout begaan, die wij bij hem niet verwachtten; hij heeft namelijk in zijn tweede deel feitelijk aangetoond, dat het bepaald gekozen woord des Heeren voor eene behandeling als de zijne ongepast is; want al wat hij in dit tweede deel spreekt, kan ten hoogste dienen om der Christelijke zending, wat de Heer beets ten gelieve van de opklimming in zijne rede alleen eene betuiging (geene lofspraak) des Heeren noemt, als haar deel toe te doen eigenen: zij heeft een goed werk aan mij verrigt. Alleen op 't laatst van het derde deel komt het oorspronkelijk gekozen woord weêr tot zijn regt en wordt het gebruikt tot treffende toepassing.
Van de krachtige, gespierde, en toch weêr zoo zoetvloeijende taal des Heeren b. behoeft Ref. niet te spreken: zij is genoeg bekend; zij geeft misschien de hoogste verdienste aan al zijne geschriften, meer dan de diepte der gedachten. Hij heeft haar geheel in zijne dienst; hij kneedt haar als was; of deze zijne taalheerschappij hem niet nu en dan nog op den weg van valsch vernuft leidt, zouden wij niet durven ontkennen, vooral in zijne opeenstapeling van woorden, die één zelfde denkbeeld vaak met verschillende nuances moeten uitdrukken. Nog eens: bestaat er reden om zij heeft een goed werk aan mij verrigt enkel eene betuiging, en zij heeft gedaan wat zij konde eene lofspraak te noemen? Kan de vergelijking van de Christelijke