en luister klimmen, en de opvolgers van gregorius VII de vruchten genieten van het werk door hem tot stand gebragt. Wij hooren enkele stemmen tegen de verbastering der kerk in een wereldsch rijk zich verheffen. Het monnikwezen vertoont zich in zijne onderscheiden vormen aan ons oog; zijn oorsprong, zijne goede en verschoonlijke, maar ook zijne kwade en verderfelijke zijde wordt ons helder in het licht gesteld. Daarna beschouwt de Schrijver het Christelijk leven en de Christelijke eerdienst in die tijden, en ten slotte zien wij ons ingeleid in de doolhoven der onderscheiden leerstellingen, begrippen en denkwijzen, zooals zij in de jaren, die dit tijdperk omvat, zijn opgekomen of zich meer en meer hebben ontwikkeld. Hieronder worden de lecrstelsels van een anselmus van Canterbury, een petrus abelard, hugo victor, petrus lombardus, raimund lullus en anderen met groote uitvoerigheid behandeld. Eene geschiedenis van de Grieksche kerk en van de verschillende sekten, in dit tijdvak ontstaan, besluit het Achtste Deel.
Wij behoeven niet te zeggen, dat in deze twee Deelen weder eene menigte hoogst belangrijke zaken voorkomen, die doorgaans met de grondigheid, aan neander eigen, worden medegedeeld en beoordeeld. Wat de overzetting betreft, deze hebben wij hier en daar met het oorspronkelijke vergeleken, en kunnen niet anders dan den bekwamen Vertaler onzen onverdeelden lof schenken voor de wijze, waarop hij zijnen arbeid heeft verrigt. Het is altijd eene hoogst moeijelijke taak, eene goede vertaling te leveren; maar vooral is dit zoo met neander, wiens stijl, wat de duidelijkheid en liefelijkheid betreft, gelijk allen, die zijne Kirchengeschichte in het oorspronkelijke kennen, mij gaarne zullen toestemmen, zeer veel te wenschen overlaat. De Heer mauve heeft in deze Hollandsche uitgave niet alleen eene getrouwe, maar ook eene vrij vloeijende vertaling gegeven en getoond, dat hij de kunst verstaat, om de ineengevlochten volzinnen van neander te ontwarren. Vooral was de bewerking van het dogmatisch gedeelte in Deel VIII uiterst moeijelijk; maar ook hier vinden wij, op enkele kleine uitzonderingen na, het oorspronkelijke met groote naauwkeurigheid teruggegeven. Wij wenschen hem geluk, dat zijn arbeid zoo nabij het einde is, en bidden hem zegen toe op de inspanning, die hij daaraan heeft besteed.
-R-