zich bewegende werk van gelzer in een Neêrduitsch gewaad werd gestoken. Uitgaande van de stelling, dat het nieuwe leven, 't geen onze tijd behoeft, moet beginnen van de Christelijke levensvernieuwing der individuën, onderzoekt hij eerst, hoe het natuurlijk leven van den enkele tot een Christelijk leven wordt verheven, en vervolgens, hoe dit persoonlijk Christelijk leven zich ontwikkelt en vestigt in de gemeenschap, in het zigtbare, maatschappelijke leven: in 't huisgezin namelijk, in de kerk, en in den staat. Wij waren aanvankelijk voornemens, om met onze lezers deze hoofdafdeelingen ook in hare onderdeelen te volgen, en hun alzoo een doorloopend schema van het boek aan te bieden; maar wij vreesden, dat soms de levende, frissche, warme woorden des S. onder die analyse dood, dor, en koud mogten worden, of althans schijnen, en dat wij dusdoende welligt iemand van eene lectuur mogten afschrikken, die wij zóó gaarne in aller handen en harten zagen. Fijner menschenkennis toch, dieper en vruchtbaarder inzage in de ethische zijde des Christendoms, klaarder en onpartijdiger toelichting en zorgvuldiger vermijding van de uitersten, waartoe men hier zoo ligt vervalt, hebben wij voor ons - dat betuigen we met opregtheid niet alleen, maar met dankbaarheid - nergens elders aangetroffen. Over elke en eene iegelijke bijzaak zal wel niemand het altijd met eenigen schrijver ter wereld ééns zijn; maar - een paar bladzijden uitgezonderd, waarin g. zich genoodzaakt ziet het Roomsche monnikenwezen en het Protestantsche methodisme gelijkelijk te bestrijden - zouden wij geene Christelijke gezindte of rigting kennen, die zich niet met zijne hoofddenkbeelden zou kunnen en moeten vereenigen. Voorwaar, wie den weg tot geluk inslaat, hem in deze bladen aangewezen, hij zal aan 't einde dien weg voor de koninklijke heirbaan erkennen, welke alleen ons zeker en veilig in 't schoone
Vredeland brengen kan!
Zoo kernvol de inhoud, zoo aangenaam zal ook in 't oorspronkelijke de stijl wezen. In de Nederduitsche overbrenging is hij dit ten deele ook nog wel, en wij willen den Vertaler geenszins alle verdienste ontzeggen; maar zekere slordigheid, misschien uit overhaasting geboren, mogen we toch in hem niet vergoêlijken. Zijne Germaansche woorden - die lof komt hem toe - zijn niet vele, maar hier en daar zijn ze