meê doen voor dit misschien, voor 't leven der toekomst zeker. Wie in zulken vorm de onnavolgbare gelijkenissen van den grooten Stichter onzer godsdienst weet te behandelen, hem is die taak toevertrouwd, en wij zouden 't hem wel eens willen vragen: ‘gun 't kinderen meer tot ouden te spreken over menig ander waar en heerlijk woord, zoo als klaas en guurtje der oude grootmoeder, dat van 't verloren schaap, de verloren penning en den verloren zoon wisten te verklaren!’
Mogten we hier met dit aanprijzend woord eindigen, wij zouden 't zoo gaarne, maar de corrector van den Heer van nooten mag de roede niet ontglippen. Wij achtten hem die ontwassen, omdat we hem nimmer op zulk eene verregaande slordigheid hebben betrapt als hier 't geval is; wij lezen toch: ‘geplijsterd, soetsappig, burenpraatjes, wijfelarij, almoes, vensteren, hartvochtig, horizon, greinzen’ (en dat wel tweemalen), (viermalen) ‘lafenisteug’, (ontelbare malen) ‘taakwerk’, ‘volstandig’ voor bestendig, ‘walchelijke’, ‘zich wegschuilen’, ‘bevat’ voor besloten, ‘belagchen’ voor uitgelagchen, ‘onderkennen’ voor verkennen, ‘schoolier’, ‘wegens’ voor uithoofde, ‘omschansing’ voor verschansing, ‘gespelen’ voor spelen, enz.
't Is noodig dat de Heer van nooten, om zijns goeden naams wille, den man, die ten deze van zoo weinig naauwkeurigheid bewijs gaf, eens duchtig op de vingers tikt. De sierlijke uitvoering, die de Uitgever aan dit boek ten beste gaf, maakt die zorgeloosheid nog te onvergefelijker.
De Heer van charante houde ons 't openhartig woord ten goede, waarmede wij zijn arbeid hebben besproken. Wij deden dit omdat wij hoog liepen met het onderwerp 't welk hij zich ter behandeling koos. Wij zagen ons teleurgesteld, want wij hadden van hem iets goeds gewacht. En dat hij 't kan, bewijst de schets: Oud en Jong. Hij heeft de jeugd gadegeslagen en is een kindervriend, dit blijkt uit alles duidelijk; maar daarom is 't nog niet ieder gegeven, wat men zag, vooral op dit gebied, dat door zoo vele eigenaardigheden zich kenmerkt, juist weêr te geven.
Wat meerdere zorg aan zijn arbeid besteed, wat meer hechten aan eenvoud - vooral waar 't den stijl geldt - als 't kenmerk van 't ware, goede en schoone; wat diepere, minder oppervlakkige blik op zijn onderwerp, dat in lange nog niet uitgeput is, eenige studie van beets' nooit geëvenaarde Camera