verlangzaming van de stofwisseling? ei, wat wil men dan toch? is het dan niet duidelijk, dat, even als eene stoommachine in een gegeven tijd meer werk kan doen, naarmate er meer warmte onder den stoomketel wordt aangebragt, zoo ook het menschelijk ligchaam, als werkmachine beschouwd, meer werk kan leveren naarmate de stofwisseling levendiger is? En is het dan ook de behoefte aan minder stofwisseling, die den Amerikaanschen roodhuid naar het vuurwater doet snakken, als naar het grootste genot, dat voor hem bestaat? leveren de wouden en de prairies hem dan geen wild meer op, en zoo dit hem niet ontbreekt, wat heeft hij noodig met middelen, om de stofwisseling te vertragen? - Neen! 't is wel de trek naar prikkels, die tot het gebruik van sterke dranken drijft; de tong vraagt nu en dan haren prikkel, de maag vraagt hem, en de hersenen vragen niet minder een middel, om het trage bloed sneller en met meer kracht door hunne zelfstandigheid te doen stroomen. Geef beter spijzen, en de tong zal zich met zachter prikkels tevreden stellen; geef spijzen, die een mensch niet ‘zoo flaauw om het hart’ doen zijn, en de ééne arbeider zal niet meer door dien toestand van de maag bij den ander weerklank vinden, wanneer hij zingt: ‘Drink klare jenever, Anders krijg je de mot in je maag, enz.’ - Voeg er dan bij eene betere verstandelijke en zedelijke ontwikkeling en niet meer zoo traag zal het verarmde bloed door de werkelooze hersenen sluipen; deze zullen uit de omstandigheden genoeg prikkels erlangen, zoodat er niet meer vreemde en schadelijke prikkels van buiten zoo dringend geëischt worden. Inmiddels mogen de matigheidsgenootschappen zien zooveel kwaads te verhinderen, als in haar vermogen is.
Wat nog verder den inhoud van het werkje betreft - met betrekking tot des Schr.'s onderwerp hebben wij slechts weinig aan te duiden, dat als onjuist of als eene verkeerde voorstelling beschouwd moet worden. ‘De opwekkende en versterkende kracht van het water werkt zoodanig op het ligchaam van den zieke, dat hij daardoor toereikende kracht verkrijgt’, enz., doet dit niet denken aan molière's Quare opium facit dormire? Van den wijn vonden we: ‘hoe ouder de wijn wordt, hoe beter’; we meenen echter wel onderrigt te zijn, dat b.v. Bourgogne- en Champagnewijnen niet langer dan twee jaren bewaard mogen blijven. Dat thee door toevoeging van soda