de humane wijze, waarop de literarische kritiek in ons Vaderland haar snoeimes hanteert, en die in beleefdheid (hare wetenschappelijke waarde daargelaten) den toon der bentley's en burman's, ja niet minder den toon van duizenden theologen ver achter zich laat. Het compliment van ovidius aan graecinus:
‘Artibus ingenuis, quarum tibi maxima cura est,
Pectora mollescunt, asperitasque fugit.’
brengen wij gaarne toe aan het ‘Genootschap van Leeraren’, de Redactie van het aangekondigde Tijdschrift.
Doch vooral las Ref. de Verhandelingen met genoegen. De vriendelijke pennestrijd tusschen de H.H. Mr. j. van lennep en Dr. c.a. engelbregt over de spelling van namen als drusus, cesar, enz., verdient allereerst de aandacht, waarin het meesterschap over taal en stijl voorzeker aan den eerste, maar dat over de zaak zelve, mijns inziens, allezins aan den laatste toekomt. Mijne volle sympathie schenk ik aan een opstel van Dr. d. burger over het gebruik van het Nieuwe Testament op de Gymnasiën, en verlang geen enkel motief van zijn betoog gewijzigd te zien. Ongaarne echter volgde ik de redenering van denzelfden geachten mede-redacteur over het gebruik der Logica op de Gymnasiën. Moge al een populaire cursus van Logica, die later aan de Akademie vollediger dient behandeld te worden, min doelmatig zijn voor het middelbaar onderwijs, mij dunkt, de opscherping van het denkvermogen der leerlingen zou toch wel door andere middelen meer worden bevorderd, dan eeniglijk door de taalstudie. Neem b.v. eens de historische karakterstudie, welke men plutarchus zou moeten afzien, of het wegen der gronden voor en tegen eene zaak, die onder het bereik der leerlingen valt, - ik geloof zoo iets zal meer doel treffen en meer sympathie vinden, dan Logica of Grammatica. De Verhandeling van Dr. a.j. vitringa, over ‘de Geschiedenis der Wijsbegeerte als leiddraad voor de Geschiedenis der beschaving’, ofschoon wat al te ‘konzekwent’ in de spelling en in eenige harer gevolgtrekkingen, laat zich niet te min met klimmende belangstelling volgen en bevat inderdaad vele schoone wenken, der behartiging waardig. Op de grondslagen van den S. zoude er, geloof ik, eene goede Geschiedenis der wijsbegeerte, evenzeer als eene der beschaving worden gebouwd.