Armenische Kerk en Zending, Zuid-Afrika, de Martelaren van Madagascar - overal noopt hij ons hem met gespannen aandacht te volgen. We gevoelen ons te gader verootmoedigd en tot deelneming aan 't Zendingswerk aangeprikkeld, wanneer hij ons zóó gedurig als met den vinger aantoont, hoe zeer de geestelijke en zedelijke ellende der Heidenen toegenomen en hunne bekeering tot het Christendom belemmerd en verstoord zij door de heb- en heerschzucht, de wulpschheid en het slechte voorbeeld der Europesche naam-christenen, gelijk ons b.v. alle nationale sympathie voor het Hollandsch-Kaapsche Boerendom vergaat, wanneer wij hen hier, spijt hun dagelijksch geregeld Bijbellezen, de jagt op de Boschjesmannen als een soort van uitspanning zien hanteren, en hen vervolgens uit gramschap over de bescherming, die de Engelsche regering - regtvaardiger dan de oud-Hollandsche - aan de inboorlingen verleende, het land zien verlaten. Toch verbloeme men daarom niet, wat door h., vreezen wij, te veel verbloemd is, maar waarvoor onze Nederlandsche zendeling ganswijk (Maandberigten, 1855, bl. 154, en 1856, bl. 51) met loffelijke opregtheid uitkomt, dat de nieuwe gemeenten in den regel voor de oude gemeenten in Europa moeten onderdoen: geene bedroevende, maar eene verblijdende opmerking voorwaar voor wie in het Godsrijk eene langs hoe krachtiger zich ontwikkelende levenskiem erkent. Niet minder zal men ook, meer misschien dan door h. geschied is, omtrent de door hem dusgenoemde ‘bloesems aan den Zendingsboom’ - de gezegden en daden namelijk van nieuwbekeerden - die raadzame voorzigtigheid in acht dienen te nemen, welke ons, uit aanmerking eensdeels der bij den Heiden ingekankerde onopregtheid en anderdeels der partijdige verzwijging van min gunstige uitingen en handelingen, door twee anderen onzer zendelingen, van cappellen en hoezoo,
(Maandber. 1855, bl. 144 vv. en 1857, bl. 174 v.) worden aanbevolen. Veel ook, wat niet kinderlijk, maar kinderachtig, niet geestelijk, maar geestdrijvend is - b.v. II, bl. 62, van den Kareen, die zóó blijde was, dat hij ter oorzaak van zijnen doop zijne verloofde verloor, omdat hij nu ongehinderd leeren kon - willen wij wel volgaarne aan den nog pas uit de duisternis in 't licht getreden natuurzoon vergeven: voor een getrouw historisch verslag keuren wij 't zelfs noodig, dat er diergelijke proeven in worden