beiden een kwaad zijnde, nooit eene absoluut goede mogelijk is. Het is dus doelloos van den Schrijver tegen de Personele belasting zoo uit de hoogte te vechten, en tevens tegen de accijnsen te vechten, dat is een strijd van Don quichot. Elk zou gaarne willen, dat personeel en accijnsen werden en bleven vernietigd, maar.... zal de Schrijver dezer brochure dan het te-kort aanvullen? Anders is het een der pia vota, een der chateaux en Espagne. We worden niet gevraagd, maar in spijt van alle staathuishoudkundigen, zouden wij voor de accijnsen pleiten, die drukken het zachtst.
De Schrijver wil volstrekt niet den druk der groote steden verminderd zien. Wat wonder! Welligt bewoont hij geen groote stad. De groote steden, en Amsterdam vooral, zijn al heel ongelukkige dingen. In onze Republiek hadden ze wat te vertellen, toen N.- en Z.-Holland meer afgevaardigden ter algemcene dagvaart zond, dan de andere gewesten te zamen, maar nu?.... ze worden altijd overstemd. Wat weten de provincialen van Amsterdam? Wat bekommeren zij zich om de lasten van eene hoofdstad. Zij willen die niet kennen anders dan om er op te smalen of.... om er geld van te vragen, maar verder is Amsterdam laauw en flaauw. Wanneer zal toch eens aan allen de groote zwaarte duidelijk worden, die de groote steden, en vooral Amsterdam, in de schaal, ik zeg niet lagen in 1672, 1688 en 1813, maar nog zouden leggen, als het handel, scheepvaart, koloniën, en defensie betreft. Willem III reeds zeide het, dat met het behoud van Amsterdam het vaderland nog niet verloren, maar met haar verlies stellig en zeker te gronde was gegaan. De wakkere majoor knoop herhaalde dit in de Gids meermalen. Mr. l. alleen roept uit Deventer, in spijt van dat alles, dat de groote steden gedrukt mogen blijven, dat de landbewoners schatrijk mogen worden, ten koste van de steden, maar hij is, met andere partijdigen, welligt de eenige die zóó spreekt. De lasten zijn al zeer ongelijk verdeeld, en die dit wil bestendigen ten koste der steden, ten voordeele van het platteland, hij kan niet onpartijdig zijn, maar hij is zelf een landbewoner, die, uit vrees van hoogere regten, uitroept: ‘o wee! mijn blikke trommel!’
a.