veel aan zijn titel beantwoordt. Waarlijk, niet alleen pro formâ staat op den titel Cadsandria vooraan, en wel was het noodig, dat de Redacteurs in hun Voorberigt betuigden, dat Cadsandria ‘wenschte beschouwd te worden als een meer algemeen Zeeuwsch Jaarboekje, zonder daarom nog naam en oorsprong te verloochenen voor hen, die het vroeger wel wilden begunstigen en zulks op gewone wijze wenschen te blijven doen.’ Verre is Ref. er van af iets te willen afdingen op de belangstelling welke ‘het land van Kadzand’ verdient, maar wie Zeeland eenigzins kent, zal weten, dat een Zeeuwsch Jaarboekje niet schier uitsluitend met Cadsandria behoeft gevuld te worden.
Als belangrijke bijdragen onder de proza-stukken noemt Ref. vooral Herinneringen van het gebeurde in het Westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen, gedurende den tiendaagschen Veldtogt, door h.a. callenfels, met de daarop volgende Inlichtende en teregtwijzende Aanteekeningen, door Mr. j. egberts risseeuw. Dit stuk en de bijdrage van den Heer risseeuw: Iets omtrent Kolonel joseph ledel en diens handelingen als bevelhebber van Staats-Vlaanderen in de jaren 1830 en 1831, completeren elkander in vele zaken, en zullen later, als behelzende berigten van ooggetuigen, voor den geschiedschrijver van veel waarde zijn. Het stuk van den Heer callenfels is een vervolg op het in den vorigen Jaargang door hem geleverde. Niet minder verdient genoemd te worden de bijdrage van den Redacteur j.h. van dale: Der Sluizenaren opstand ten jare 1477, waarin deze zich op nieuw als degelijk historieus doet kennen. Ook de mededeeling van denzelfden omtrent Geschilderde glazen in de kerk te Schoondijke en zijne Bijdrage tot de Geschiedenis der Doopsgezinde Gemeente te Goes, ten jare 1665, zijn zeer lezenswaardig. - Met den Heer van oosterzee betreurt Ref. het, dat het eiland Schouwen zoo arm aan legenden is, maar hij verheugt zich, dat die Heer aan de eene Schouwensche legende, welke hij kende, een plaatsje in dit Jaarboekje heeft gegeven. De bijdragen van h.q. janssen, Dr. p. de kok en j. van der baan zijn hier geheel op hare plaats en verdienen geroemd te worden.
Het poëtisch gedeelte van Cadsandria beduidt niet veel; het wordt gewoonlijk in Jaarboekjes van dezen stempel als bijzaak gerekend, en dat is hier zeer merkbaar. Het best bevielen