| |
Brieven van A.R. Falck, 1795-1843. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff. 1857. In gr. 8vo. XII en 428 bl. f 4-25.
Den 27sten Augustus 1833 zag het er in de Nieuwe Luthersche Kerk te Amsterdam feestelijk uit. Het Koninklijk Nederlandsch Instituut, toenmaals in den lande nog geëerd als de eerste onbetwiste en onbeperkte wetenschappelijke autoriteit, vierde zijn 25jarig bestaan binnen de in eene smaakvolle gehoorzaal herschapen koepelkerk. Muzijk en cantate, draperiën en gouden medaille, spreekgestoelte en digt bezette banken, niets ontbrak wat tot den wettigen luister behoorde der geleerde festiviteiten in het nog ongedeelde Koningrijk der Nederlanden. In onzen tijd, nu het utiliteits-principe op Vergaderingen, Congressen, enz., immers zoo bepaald strengen eenvoud eischt, zou men misschien over al dien ouderwetschen apparaat wat goelijk glimlagchen: toen wist men nog niet beter, en haalde men het hart in onschuld op aan dien praal in het rijk der letteren.
Er was veel te hooren, even veel te zien. In het deftige onvermijdelijke gala dier dagen, met het opzigtige breede lint en de ster, zaten er de eerste mannen van ons, aan geleerden nooit arm geworden, Land. Namen, toen in een ieders mond, werden met eene bescheiden vingerwijzing gefluisterd. Maar op geen enkel dier achtbare hoofden was het oog van steller dezes zóó sterk gevestigd, als op de fijn besneden, markante en toch eerbiedwekkende trekken van anton reinhard falck. Hij had dien staatsman-geleerde nooit gezien; en ja, dat was wel waarlijk ‘het hoofd zoo helder, het overzigt zoo ruim, de blik zoo snel en gewis, dat het ware en goede zich van zelf aan hem schijnen te ontdekken’, 't welk hem, tot gemakkelijke herkenning toe, zoo dikwijls te aanschouwen gegeven was door van der palm in zijn monumenteel Gedenkschrift van Nederlands herstelling, die grootsche galerij van vaderlandsche por- | |
| |
tretten uit eene eenige periode, met meesterlijke hand naar het leven geteekend en getroffen, waarvan ieder jongmensch die destijds prijs stelde op goeden Hollandschen stijl en smaak, zeker meer dan de helft in 't hoofd had; mag het van die dagen niet eershalve hier eens worden gezegd, al klinkt het thans sommigen wat vreemd in de ooren?
De naam van falck was toenmaals een zoo al niet populaire, dan toch onder het oordeelend publiek veel gehoorde en geëerde. Een groot jaar geleden, had men hem van zijne ambassade te Londen tot het ambtelooze leven zien terugkeeren. Men wist, dat hij in dat hagchelijk tijdsgewricht, toen de Kroon oude, doch geene verouderde vrienden hoog noódig had, het wèlverdiende volle vertrouwen niet meer genoot van den Koning, die aan den bedrijvigen moed en het crediet bij de hooge burgerklasse van den voormaligen Kapitein der Amsterdamsche schutterij, voor een goed deel althans, het gezag van Souvereinen Vorst verschuldigd was geweest. Men kende hem hier en daar reeds als den tegenstander tegen wil en dank van het nog vigerende, doch al declinerende stelsel van behoud; men giste stellig genoeg, waarom zijne diplomatieke bekwaamheden en behendigheid ditmaal bij de Conferentie der Mogendheden geene resultaten hadden mogen hebben. Met leedwezen zag men het Gouvernement in oppositie met eenen staatsman, die even goed als anderen den toestand en de billijke wenschen hier te lande kende en waardeerde, maar beter dan menig zoo genoemd echt vaderlandsch raadsman der Kroon, het politieke Buitenland den pols kon voelen, en het onbereikbare van het mogelijke wèl wist te onderscheiden, omdat de sympathiën en antipathiën van Vorsten en Volken te dezen opzigte voor zijnen scherpen blik bloot lagen. Al zweeg hij bescheiden als trouw staatsdienaar: in de schaal der publieke opinie toen ten tijde wierp zulk een man en zijne waarschijnlijke meening zwaar gewigt. Geen wonder dan ook, dat de toeschouwers in dien senaat van geleerden, falck bij voorkeur zochten met het oog!
En waarlijk, hij verdiende het ten volle. Het hoffelijke, aristocratische uiterlijk imponeerde wel een weinig; men herkende aan dien fijnen glimlach en die sierlijke bewegingen wel den Weltmann, die echter niets gemeens had met den Lebemann, maar Hollandsche droiture stond in die geestige trekken te
| |
| |
lezen, welke door het hofleven te Madrid en Londen slechts veredeld waren, en niets van dat eigenaardige hadden verloren, wat men alleen aan strenge studie in de jeugd en aan nadenken onder het gewoel der hoogere menschenwereld kan hebben te danken. Falck was eene type uit eene periode van ons volksbestaan, die voorbij is, of waarvan de vertegenwoordigers thans ruïnen geworden zijn. Baron mogt hij heeten na 1813: de Amsterdamsche patriciër bleef hij in geaardheid en smaak, ja in werkzaamheid, ofschoon het lot hem de staatkundige en diplomatieke loopbaan had geopend. De klassieke geleerde en de staatsman waren bij hem een ondeelbaar geheel geworden. Hij was een echt alumnus geweest van het Amsterdamsch Athenëum, geheel staande op den grond der beschaving uit de vorige eeuw, en doortrokken van die wetenschap, van welke men toenmaals gaarne, en als of het iets zoo bijzonders ware, roemde, dat zij emollit mores nec sinit esse feros. En uit dezen was de volleerde bekleeder der hoogste ambten gegroeid. Zijne opvoeding in het aanzienlijke burgergeslacht; zijne studiën onder Professoren van uitsluitend humanistische rigting; zijn verkeer in de jongelingsjaren met zoo velen, die daar Notabiliteiten waren of werden, dat alles heeft eenen stempel op zijn persoon en karakter gedrukt, welke door geen ministerrang of naauwe aanraking met buitenlandsche Noblesse is afgeslepen. Ja, voor advokaat had hij gestudeerd, gelijk men zoo zegt; maar ik bid u, welk een ander mensch is daaruit voortgekomen, dan de gewone man van zaken of de pleiter! Voor hoe veel anders had hij oog en hart, dan voor het vak van zijn brood!
Voor eenzijdigheid in zijne rigting en studiën bleef falck van den aanvang af bewaard. Een gunstig lot presideerde bij zijne ontwikkeling, om hem een man van de wereld te laten worden, gelijk maar weinigen. Dat een discipel van wyttenbach een grondig kenner en verklaard aanhanger werd der Kantiaansche philosophie; dat een Amsterdamsche Mr. in de regten een cursus aan de Academie te Göttingen en eene reis in Noordelijk Duitschland noodzakelijk rekende ter voltooijing van zijne geleerde vorming, mogt toen ten tijde wel iets zeer buitengemeens heeten: Falck volgde in dezen wezenlijk geen veelbetreden voetspoor. Zijne vrienden zullen hem, denk ik, met eene medelijdende verbazing hebben zien vertrekken. Wat
| |
| |
had een Advokaat van hoog fatsoenlijke familie voor zijn vooruitkomen toch te leeren bij die Duitsche kamergeleerden! Maar zeker instinct scheen hem te zeggen wat hij voor zijne intellectuële rijpwording behoefde; en gelijk een toertje naar Frankrijk den aankomenden jongeling, wat taal en losheid in het verkeer betreft, veel zal hebben geschonken 't geen hem later in niet voorziene betrekkingen gewis te stade kwam, zoo is zijn verblijf in Duitschland een element geweest, dat zich teregtwijzende en bevruchtende met zijne Hollandsche ontwikkeling vermengd heeft. In hooge mate bezat hij de begaafdheid, om van het vreemde zich zoo veel toe te eigenen, als juist hem voegde, zonder iets van zijne individualiteit er bij in te schieten. Anders had hij ook wel nooit met eene dissertatie in de regten kunnen promoveren Over het huwelijk, volgens kant en fichte, welke misschien ook om het vreemde onderwerp, veel sensatie maakte, en van 't geen hij geschreven heeft zeker het eerst verdient herdacht en nog gelezen te worden. Met gemak bewoog hij zich in vreemde kringen niet alleen, maar ook in den stroom van uitheemsche gedachten; er lag iets wereldburgerlijks in dezen edelen, onverbeterlijken representant der hoogere stedelijke standen onzer natie, zoo als die zich vóór de wording eener nieuwe orde van dingen vertoonden. Van deze laatste had hij in bevalligheid van manieren en zeden, in eene van der jeugd af verworvene degelijkheid en grondigheid bij al wat hij deed, zeker het beste behouden. En studie had hem tot zijne loopbaan meer dan voorbereid; zij was voor hem niet enkel het werktuig, waarmede hij post en rang verwierf en zich door de wereld heensloeg: zij was hem behoefte geworden, en de gemeenzaamheid met de Latijnsche poëzij had een waas over zijnen geest gespreid, dat men nu zoo ligt niet zou
weêrvinden. Maar het veelvuldig verkeer in de wereld had tevens de hoeken afgeslepen, welke in sterk geteekende, wat imperieuze en caustieke karakters zoo ligt te scherp worden. Buigzaam en overredend, was hij bij uitstek bruikbaar geworden voor de hem later toevertrouwde posten, zonder zulk eene veelzijdigheid, voor verreweg de meesten te zwaar, schoon het ligt te verklaren is, hoe zijne eigenaardigheid mannen als hogendorp en van dergelijken strengen, ja hoekigen stempel, met hem in botsing brengen moest; en zoo zijn invloed op de regeringszaken in
| |
| |
de tweede helft zijns levens niet grooter en beslissender geweest is, 't was voorwaar niet te wijten aan gebrek van vermogens en bekwaamheid van zijnen kant.
Falck was een der sieraden, welke het nieuw-opgerigte Koningrijk der Nederlanden erfde, en wel met blijdschap mogt overnemen uit de niet overrijke nalatenschap van het veelzins hervormde en onkenbaar geworden voormalig Gemeenebest. Men heeft dat sieraad in eere gehouden, gewis; eene andere vraag echter, of men er al het voordeel van getrokken heeft, dat het ook in de ruimste mate geven kon. Van zulk eenen eminenten man nu ontvangen wij hier Brieven, in grooten getale, tweehonderd, uit al de perioden van zijn leven, geschreven uit het Vaderland en goeddeels mede uit den vreemde, aan meest wèlbekende mannen gerigt, wier namen nog eenen goeden klank bezitten, korte en uitvoerige, losse en luimige, en ook vele over zaken, over zijne reizen, ontmoetingen en persoonlijke genoegens zoowel als over de werkzaamheden en ondervindingen van den Minister en Ambassadeur. 't Zijn werkelijke brieven, geschreven, omdat men aan iemand en over iets wat te zeggen heeft; geene opstellen, waaraan men gemakshalve maar den briefvorm geeft, terwijl inhoud en stijl u dadelijk den auteur voor het publiek op zijne kamer met boeken rondom zich laten zien. Ze zijn geheel de producten van het oogenblik, en ze teekenen overal het wezenlijke leven en de omstandigheden, welke ze in de pen gaven. 't Zijn soms vertrouwelijke mededeelingen en ontboezemingen tegenover vrienden, waaraan men niet enkel op hagchelijke tijdstippen en met een pak op het hart behoefte heeft, maar ook in het dagelijksch leven, wanneer men maar over kleinigheden eens wat wil spreken. Eene hand heeft ze verzameld en in 't licht gegeven, welke door kinderlijken eerbied jegens en hooge ingenomenheid met den schrijver, liefderijken bloedverwant en welwillenden raadsman tevens, bestuurd werd. De Heer o.w. hora siccama heeft met warmte en op edele wijze een pligt van piëteit volbragt, toen hij de Brieven van zijnen in de publieke opinie zoo
hoog gestelden Oom ons ter lezing aanbood, en ze door een Levensberigt van zijne hand liet voorafgaan, 't welk eenvoudig en kunsteloos, maar daarom ook met de meeste getrouwheid, het beeld teruggeeft, zonder dat het echter een kunstrijk Lebensbild mogt worden van den man, gelijk hij was
| |
| |
als student en veelbelovend jong ambtenaar, in zijn kabinet te 's Gravenhage en in zijn hôtel te Londen, gedurende het wèlverdiende otium op het Huis ter Noot en aan de zijde zijner gelukkig gekozen echtgenoot, op reis en in het ter verzoening van onontbeerlijke voormalige vijanden geopende salon te Brussel. De karakterschets van falck, door den Heer c. vollenhoven, volgt er te regt op, en is een voorbeeld, hoe de vriend en de beoordeelaar elkander in éénen persoon geen afbreuk behooren te doen. De Neef heeft door den aantrekkelijken arbeid, aan dit boek besteed, het Nederlandsch publiek ten hoogste aan zich verpligt. Al mogt men er ook zoo zeer hoog niet mede loopen: zich zelven voldaan te hebben door het verlevendigen der nagedachtenis van falck ware hem loon genoeg. Maar hij ontvangt meer dank dan hij begeert, daar de waardering van den bij velen bekenden man zeker gestegen is door de lectuur dezer Brieven. Men ziet, ze zijn gegeven gelijk ze daar op het papier stonden; er is niet aan gekunsteld en gepolijst; ze zijn, met één woord, niet gearrangeerd en tot één wèlgevormd geheel gebragt. Dat dit laatste een bepaalde lof is, zij echter daarmede niet gezegd. Ja, had de Uitgever dit eens willen doen, er ware uit deze losse papieren een geheel ander, ik zeg niet beter en waarachtiger, maar toch wel fraaijer en instructiever boek te maken geweest.
't Zij zoo, dat men de eigen woorden van falck geven wilde; doch indien de Levensschets en de Brieven eens aaneengeschakeld waren geworden; indien aan de Brieven eens in het verhaal van den levensloop en de werkzaamheden, dat dan natuurlijk ook wat breeder had moeten uitvallen, met zorgvuldige hand, telkens op hunnen tijd de plaats ware aangewezen: ik geloof, wij zouden dan eene werkelijke en waardige Biographie van falck bezitten. 't Zou eene Autobiographie zijn geworden wat de Brieven betreft, maar waarin de gapingen door den Uitgever aangevuld, niet te zien waren. Zie, zoo iets had kunnen geschieden. Ook voor het ontvangene zijn wij hoogst dankbaar; en wanneer een toekomstig geschiedschrijver, en het zij dan met de waarheidlievende en betooverende pen van van der palm, op het tooneel onzer historie de edele figuur van falck in helder licht laat uitkomen, zal hij dit boek zeker het eerst raadplegen. Doch dan had men niet, gelijk nu, uit de kortere en langere helft zich een beeld van den man be- | |
| |
hoeven te schetsen dat toch aan een ieder wel verschillende trekken zal moeten vertoonen.
Brieven van a.r. falck! Wat verwacht men tegenwoordig van een geschrift, dat zulk een titel voert? Berigten omtrent persoonlijk wedervaren, of het gedachtenverkeer tusschen den schrijver en zijne betrekkingen? Ik geloof, dat men tot meer regt heeft. De man stond te hoog, beleefde te veel en had de werkzame hand in te belangrijke bewegingen gehad, dan dat men niet hopen mogt, in zijne nalatenschap eene nog niet geopende mijn te vinden voor de geschiedenis van zijnen tijd. Onze Litteratuur kan onmogelijk zoo rijk zijn in Mémoires, als de Fransche. Men behoeft de mannen, die bij ons aan het roer van den Staat zaten, slechts oppervlakkig te kennen in hun meer gesloten en degelijk karakter; en men begrijpt ligt, waarom velen hunner geene Gedenkschriften nalieten, elders de hoog gewaardeerde en luid sprekende getuigen van het verleden, in getale voorhanden. Behoefte aan uitstorting hunner opmerkingen en geheimen op het papier kon bij hen niet zoo dringend zijn. Maar falck was nu juist de man, van wien men iets dergelijks waarschijnlijk zou achten. Brieven van hem aan zijne meest vertrouwde vrienden zien er, dunkt mij, van buiten haast uit als Mémoires. Geaardheid en toestanden konden hem deze onwillekeurig in de pen hebben gegeven. De Uitgever zegt, dat falck ongaarne aaneengeschakeld vertelde. Doch is het te veel gegist, dat hij veel geweten heeft: zeker is het, dat men van hem gaarne veel zou hooren, niet alleen over zijn aandeelin, maar ook over zijne ervaringen gedurende de meest beslissende gebeurtenissen van ons Land. Zijne Brieven schijnen te behooren tot eene klasse van werken, welke men ten onzent met genoegen ziet toenemen. Daaronder valt b.v. te rangschikken wat vroeger over den Raadpensionaris schimmelpenninck, over verhuell, kinsbergen, v.d. capellen, wiselius en anderen uitgekomen is, allen mannen, die in de
overgangs-periode t' huis behooren, uit een gesloten toestand van ons volksbestaan tot den tegenwoordigen tijd. Mededeelingen van en omtrent dergelijke eertijds gezagvoerende personen hebben hooge waardij. De dagen der revolutie en francisering hier te lande zijn, meent men weleens, nog op lang na niet genoeg bekend, al liggen ze niet zoo zeer ver achter ons. Wat al merkwaardigs zouden
| |
| |
b.v. Gedenkschriften van den pas overleden m.c. van hall kunnen bevatten; en wie geeft ons het portret van dien Nestor onzer geletterden uit het druk-bedrijvige publieke leven van weleer, zoo als hij stond in den bloei zijner kracht en werkzaamheid, eer het te laat is? Hoe meer aanschouwers en medespelers uit dat tijdvak aftreden - en het getal der overblijvenden wordt al zeer klein - hoe duidelijker inlichtingen en rijker aanwinsten de geschiedenis moet te wachten hebben.
Welnu, 't worde in den lande nooit vergeten, falck was een der schranderste en driftigste Hoofdleiders der gezegende Omwenteling in het jaar 1813. Hij had deel in bewegingen, de getuigen van een opgewekt volksbestaan, welke een ieder die ze beleven mogt, onder het schoonste en edelste rekenen zal wat hij aanschouwde. Hij stond toen in zijne volle rijpheid, en bezat den lust en den moed veel te wagen, om veel te winnen; hij had toegang en crediet in overvloed bij de kringen, waarin de kiem dier bewegingen te zoeken viel, en was door vaardigheid en bekwaamheid bij uitnemendheid geschikt, om den loome uit de sluimering op te stooten, den heethoofdige die het doel ging voorbij schieten, in te toomen, en om dadelijk, te midden der bonte verwarring, met onbeneveld hoofd en wisse hand aan het stuur der zaken zich te zetten, opdat niets van het gewonnene te loor ging, en orde en eenheid zich verhieven boven den woesten mengelklomp. Hoe gaarne zou men falck met zijne medestanders in het Lees-museum b.v. zien beraadslagen en in de binnenkamers der hooggestoepte huizen te Amsterdam de mogelijkheid van verlossing uit de Fransche heerschappij op heftigen toon hooren beweren! Welke aanwinst, als de ijle draden der zamenspanning, die toch geene zamenzwering was, voor het oog van den nakomeling konden worden blootgelegd, en als men dat komen en gaan tot de verzamelplaatsen der mindere burgerklasse bespieden mogt, dat toen toch ook zeker als bij iedere revolutie zal geschied zijn. 't Spreekt van zelf, aan het papier kon toen moeijelijk veel dergelijks worden toevertrouwd; in dezelfde stad had men elkander ook weinig te schrijven. Maar er vond toch verstandhouding met de goedgezinden elders plaats, en alles kon toch ook niet mondeling afgehandeld worden! Zou er nu van dat alles geen spoor overig zijn geweest, zoo al niet in de brieven, dan toch in de papieren van falck? Was
| |
| |
er niets meer over zijn aandeel in de revolutie met zijne eigene woorden mede te deelen, dan hetgeen wij hier lezen? Jhr. Mr. de bosch kemper is, getuige een brief aan hem van falck, pag. 353, eens zeer begeerig geweest, om dat te kennen. Misschien heeft hij wel uit eene mild vloeijende en heldere bron de overleveringen willen aanvullen van dien schoonen tijd, welke hij uit den mond van zijn edelen Vader zeker zorgvuldig bewaart. Hij heeft zich tot falck zelven gewend. Maar evenmin als hij door het antwoord geheel voldaan zal zijn geweest, kan het publiek het zijn, wanneer het de zeven of acht niet eens zeer lange of belangrijke brieven, van November 1813 tot het begin van 1814, leest. Dit gedeelte van het boek, dat de geschiedvorscher later misschien wel het eerst zal opslaan, stelt eenigzins, 't valt niet te ontkennen, te leur; en dat is voor het boek wel jammer! 't Is zoo, de Heer hora siccama heeft in het Levensberigt, van pag. 17 tot pag. 28, de leemte zoo goed mogelijk aangevuld. Wat falck hem verteld had, nu en dan, ook in den vorm van anecdotes, omtrent zijn gedrag in die herfstdagen, is daar zorgvuldig bijeengebragt; en lezenswaardig en boeijend is dit relaas. Doch dit vergoedt het vruchteloos begeerde geenszins. De Uitgever zegt, dat falck zich door schitterende bedrijven niet zoo zeer verdienstelijk heeft gemaakt. In deze Glanzperiode van zijn leven heeft men ze echter juist te zoeken. Door de eigene brieven uit dezen tijd zou men falck zeer gaarne geteekend zien als een opregt liefhebber van zijn vaderland, 't geen het Voorberigt eene der verdiensten noemt, welke het boek kan bezitten. Dat dit echter voor het genoemde tijdvak geschied is in deze Brieven, zal niemand toestemmen die het grootsche weet te waarderen, dat toenmaals met
opofferenden mannenmoed in het reeds half bezweken Nederland is gewrocht, en die aan falck eene zeer hooge plaats aanwijst onder de strijders voor de herwonnen vrijheid.
Falck is mede een der handelende personen geweest in een ander, haast even gewigtig tijdvak onzer geschiedenis. De opstand der Zuidelijke Provinciën in 1830 vond hem als onzen Ambassadeur te Londen. Hij stond daar op eenen post van uitkijk. Ofschoon uit den Haag zijne stappen hem werden voorgeschreven: de onderhandelingen met de Conferentie waren in zijne hand nedergelegd, en wat van het Buitenland ons te
| |
| |
wachten stond, kon hij beter dan iemand overbrieven. Breedvoerige Brieven uit en over die dagen vindt men dan ook van pag. 279 tot pag. 336. Zij loopen over zijne vruchtelooze en slecht beloonde werkzaamheden aldaar, tot aan zijn zoo zeer gewenscht ontslag. Hoofdzakelijk zijn ze gerigt aan zijnen boezemvriend van oudsher, d.j. van lennep, dat toonbeeld van den hoog-beschaafden, geleerden Hollander, wiens persoonlijkheid zoo uitnemend scheen te voegen naast falck, wanneer zelfs zijne discipelen hem dien staatsman met ongewone warmte hoorden noemen en met bevallige juistheid karakteriseren, zoo als hij dat zoo goed verstond. Deze Brieven verdienden zeker het meest de bewaring en mededeeling; ze behooren tot de interessantste partijen van het boek. Zij bewijzen het helder doorzigt, dat falck van den aanvang af in de verwikkelingen had. De Afgezant die den moed bezat, om dadelijk tot eene scheiding te raden, stort voor den vriend zijn vol gemoed uit; door geene hersenschimmen was hij te betooveren, en terwijl slechts enkelen hier te lande het toen in bloei geraakte, heillooze stelsel van behoud dorsten laken, omdat zij de vinnigste spotternijen en laagste aantijgingen niet vreesden, ziet hij vooruit, wat het einde moet zijn, voor den Koning eerst, en weldra ook voor het land. Aan deze en gene zijde der zee in het naauw gebragt en de noodige volmagt missende, heeft falck behoefte den vrijen loop aan zijne pen te laten, wanneer hij van lennep deelgenoot zijner bekommering maakt; maar zelfs die netelige positie doet geene schade aan zijn helderen en opgewekten geest. De kenner onzer diplomatieke geschiedenis beoordeele, of hier juist veel nieuws te vinden is, en of men hier ziet, dat en hoe het tegenwoordig uit dat treurig verleden is geboren. 't Is zeker eene wèl te waarderen bijdrage tot de kennis van gebeurtenissen, die nog veelzins met
een sluijer bedekt zijn. Deze wordt hier wel niet opgeligt: veel is het reeds, dat de lezer van heden door den bevoegden man in een tijdperk wordt overgeplaatst, waarop eene diepe schaduw is gevallen door de bittere vruchten eener hardnekkige verblinding, ja gewis, doch 't welk ook de getuige is geweest van eene verheffing en van een moedsbetoon onzer natie, die om de resultaten nimmer haar welverdiend crediet mogen verliezen, en die van hem die ze niet zag, pietatis ergo, in allen gevalle wat meer
| |
| |
verdienen, dan den schralen lof eener goed gemeende vaderlandsche opgewondenheid.
Schoon dit boek al de verwachtingen niet vervult, welke men er van kon opvatten: de Brieven van falck verdienen eene eervolle plaats in onze historische Litteratuur. Zij schilderen eene edele, indrukwekkende figuur uit eenen tijd, welke thans tot het gebied der historie behoort. Hunne lectuur is aangenaam, soms boeijend, ja amusant. De epoques in het leven van falck zijn met juistheid aangewezen. 't Is interessant, eerst de eerbiedige brieven van den pas volwassen jongeling uit goeden huize te lezen aan zijnen Vader, uit Frankrijk, waar de laatste schaaf over zijne opvoeding zou gaan, en zelfs een blik te werpen in zijn boekje van ontvangst en uitgaaf, met al die goedkoope Livres en dure Louis-d'or. 't Is een ander mensch, de geaccomplisseerde student, die vervolgens aan zijnen vriend c. vollenhoven zoo familiair schrijft, en later de indrukken, te Göttingen en in Noord-Duitschland ontvangen, in deftigen stijl weder aan zijnen Vader mededeelt, met allerlei aardige reisherinneringen. Korter dan men wenschen zou, zijn de Brieven uit Madrid en uit de periode tot 1813, gedurende welke falck echter ook niet in de gelegenheid kwam, om te toonen wat hij was en wat hij kon. Maar dàt ontwaart men met klimmende achting voor den mensch en staatsman uit de meer dan honderd brieven, door den Minister en den Ambassadeur te Weenen, Londen en Brussel geschreven aan mannen, die waard waren mededeelingen van hem te ontvangen, en ze zeker vergolden door eene warme vriendschap en een regt verstand van zijne positie. Eene aangename verpoozing van al die ernstige staatszaken verschaffen het ambtelooze leven en de reizen, vol weldoend en dankbaar ontvangen genot, naar het Zuiden, gelijk ze blijde en geestig daar op 't papier geteekend staan in eene reeks
vertrouwelijke brieven, waaronder men, eenige uitzondering! ook een antwoord vindt, dat misschien - 't geldt immers eene levende - met den brief beter weggelaten ware, om iets niet te divulgeren, wat men het publiek meestal noode weten laat, hoe verstandig en edel, echt Hollandsch dat antwoord ook zij. Men kan falck aldus in zijne gansche ontwikkeling volgen; men kan in voorstelling van zaken, tot in zijn stijl toe, het rijpworden van dien door aanleg en studie wèl toegerusten geest bespieden; en niemand
| |
| |
zal zich verwonderen over het ontzag, waarmeê de publieke opinie zijnen naam omringde, wanneer hij opmerkt, hoe stand en levensloop, de nimbus van geleerdheid en de politieke vaardigheid, de meest eervolle betrekkingen van genegenheid, hier en in het Buitenland aangeknoopt, hebben medegewerkt, om den drager van dien naam bij de meest verschillende standen eene zeer afgezonderde plaats te zien innemen onder de mannen, op wie aller aandacht zich in dien tijd had gevestigd.
Het zou wel een aantrekkelijk werk zijn, maar een werk dat ruimte vereischte, wanneer men den inhoud dezer Brieven, vooral uit de tweede helft van het boek, slechts vlugtig wilde opgeven en waarderen. Het hoogere niet alleen, maar het beschaafde publiek alhier, dat nog aangetrokken wordt door zelfstandige karakters, heeft van den Heer hora siccama eene goede gave ontvangen. Het boek verdient lezers, maar zulke, die niet bij iederen naam en aangestipte gebeurtenis eene noot noodig hebben. Een nieuw, geheel afgewerkt portret kan men door zijnen inhoud nog niet ophangen in het Museum van de beroemde Voorgangers en Woordvoerders in moeijelijke tijden van ons Vaderland; maar des Uitgevers arbeid heeft de wèlgelijkende trekken en de kleuren ter beschikking gesteld van de kunstvaardige hand, die onder den titel en schut van den naam van falck, de twee belangrijkste episoden uit onze nieuwere geschiedenis naar het leven door de pen der geschiedenis weet weder te geven. Eene dankzegging, nog verschuldigd aan zijnen veelgeëerden bloedverwant, zal hem gewis hoogst aangenaam zijn, zij het uit naam van vele verstandige lezers.
Formaat en uitwendig voorkomen van het boek zijn, zoo als men het wenschen moet bij Brieven van eenen deftigen, Hollandschen diplomaat. |
|