Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858
(1858)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
eener aankondiging van eenig werk, onmiddellijk na de lezing neêrzette. Al hecht ook hij aan den eersten indruk, dien hij van eenig persoon of van eene zaak ontvangt, toch mistrouwt hij dien wel eens, vooral wanneer de eerste kennismaking hem heeft medegesleept en zijne geheele sympathie heeft opgewekt voor den te voren onbekende, die hem genaderd is. De ervaring bewees hem, och jammer, meer dan eens, dat hij zich schromelijk vergist had, en al was 't ongaarne, zich genoodzaakt zag een aanmerkelijk deel van zijne goede opinie prijs te geven, om 't zich zelven te bekennen, dat hij omtrent iemand of iets, tegen zijn wil, reeds vrij spoedig gedesillusionneerd was. Uit dien hoofde liet hij ook nu en dan een gelezen en hem ter beoordeeling toevertrouwd boek wel eens op zijne schrijftafel liggen, om den tijd eens te laten heengaan over dien frisschen en levendigen indruk, dien hij 't zij ten goede of ten kwade ontving. Toch komt hij van dit middel, om een in allen opzigte onpartijdig oordeel uit te brengen, terug. 't Is hem immers menigmalen in den laatsten tijd gebeurd, dat zijne denkbeelden omtrent een geschrift weêrsproken werden, vóór hij de zijne aan 't publiek had medegedeeld, weêrsproken niet alleen, maar geslingerd door de wijd uiteenloopende opiniën, die de critici aan de lezers onzer tijdschriften ten beste gaven. Menigmalen gaf hij zich de moeite eener tweede lezing, en mogt al bijwijlen zijne meening op eenig ondergeschikt punt wat worden gewijzigd, toch kwam hij, zonder voorliefde voor eigen denkbeeld, steeds tot de gedachten terug, die door den eersten indruk, welken hij van eenig boek ontving, hem in de pen werden gegeven. Door die ervaring geleerd, stelt hij zich dus voor, zoo veel mogelijk, voortaan zijne kritiek onmiddellijk neêr te schrijven, en 't verheugt hem, dat waar de ‘Merkland’ van Miss maitland voor hem ligt, hij reeds dadelijk een zeer gunstig denkbeeld omtrent dezen arbeid kan ontwikkelen. Ref. rekent ‘Merkland’ onder die uitmuntende voortbrengselen der Engelsche pers, welke een beter lot verdienen, dan met den stroom van vertaalde romans te worden meêgesleept en vergeten. Er ligt een vriendelijk, hoewel meerendeels weemoedig waas over deze bladen, dat iets van 't zijne achterlaat op de denkende ziel, die 't gevoelt hoe de Auteur meer gaf, dan indrukken die zij uit de verte ontving, hoe veel meer | |
[pagina 201]
| |
zij bewijs geeft meê te deelen van 't hare, ‘afdrukken van indrukken’, die op den bodem van 't eigen gemoed zijn ontvangen en gekoesterd, omdat zij eenmaal daar de fijnste snaren deden trillen. ‘Ik ondervond, daarom schreef ik’, zou veelligt haar antwoord zijn, wanneer men 't haar vroeg of zij dezulken als Mevrouw catharine douglas, als anne ross of archibald sutherland had gekend. Aan feiten, door haar bijgewoond, heeft zij eene boeijende intrigue vastgeknoopt, en de hand eener begaafde vrouw heeft op meesterlijke wijze de verschillende nuances geteekend, die, vereenigd, een heerlijk beeld van opregte en reine, zelfopofferende zusterliefde vormen. Wilt ge een vlugtig overzigt van het belangwekkend geheel? Ref. wil trachten het u te geven, al moet hij dan ook een klein gedeelte der intrigue, die de roman eischt, voor u ontwarren; toch zal eenige bekendheid met de ontknooping veelligt slechts een middel te meer zijn om u tot de lezing te nopen. Het tooneel der handeling verplaatst ons in Schotland. 't Wilde, romantische oord, 't prachtige, echte, door de kunst of door menschenhand niet ontwijde natuurschoon gaf de Auteur ruimschoots gelegenheid tot bevallige, weelderige schilderingen van een oord, dat haar dierbaar schijnt te wezen als 't land harer vaderen. Aan de oevers van den Oran verheft zich een afgelegen dorp, waar zich onder meer drie landgoederen bevinden: Merkland, den Thoren en Strathoran. 't Laatste als de eigendom van den landheer, geeft zijn naam aan het dorp. Maar de Laird van Strathoran, archibald sutherland, verspeelt zijn erfgoed in de salons van 't wufte Parijs, en slechts de hulp van de slotvrouw van den Toren, Mevrouw catharine douglas, redt hem van schande, waar haar helder verstand hem van den arbeid in 't zweet zijns aanschijns, van een afdalen van den maatschappelijken ladder niet vrijwaren wil, voor hij door daden toont, de plaats waardig te zijn, waarop zijne geboorte en opvoeding hem regt geven. Archibald verkrijgt door haren invloed eene betrekking bij een handelshuis te Buenos-Ayres en komt daar onder de leiding van zekeren Heer sinclair, die in naauwer verband staat tot de bewoners der landgoederen aan den Oran, dan hij of zijne waardige beschermster vermoedt. Weinige weken vóór zijn vertrek naar Amerika komt op Merkland de jongste zoon des huizes, lewis ross, van de | |
[pagina 202]
| |
akademie terug en ontmoet in de diligence eene bevallige Edinburgsche juffer, die als de nicht van Mevrouw catharine eenige weken op den Toren komt doorbrengen. Alice aytoun maakt indruk op den aanstaanden Heer van Merkland, die, daar zijn oudere, afwezige en reeds sedert jaren door de meesten doodgewaanden broeder, met een anderen, vrij wat meer aanzienlijken eigendom was begiftigd, nu juist in de voorvaderlijke regten ging treden. Merkland en den Toren liggen slechts op weinige minuten afstands van elkander verwijderd; men was daar goede vrienden, en 't was geen wonder, dat een dagelijksch zamenzijn met de lieftallige alice, bij lewis eene hartstogtelijke liefde wekte, die van de zijde van het meisje spoedig werd beantwoord. Wie noode die toenadering zag, 't was de noble châtelaine van Merkland, Mevrouw ross, die zich eene andere partij voor haren zoon had gedroomd, dan de van fortuin geheel misdeelde alice was. Wie die liefde zag ontwikkelen en dien band zag sluiten met vreeze en beving, 't was lewis' stiefzuster, ook de zuster van den oudsten, nu afwezigen ross, die 't wist, dat zich een scheidsmuur verhief tusschen lewis en alice, die immer zou scheiden, zoolang een donker geheim niet was opgehelderd. Jaren geleden toch viel de vader van alice aytoun door de hand van den oudsten der Merkland's; de wereld had den overigens zoo flinken en degelijken jongman van den sluipmoord beschuldigd, en hij had het zegel gezet op dat oordeel, door eene vlugt, die, vóór hij 't vreemde strand bereikte, 't middel was, om hem zijn graf in de golven te doen vinden. Anne ross weet echter beter; boven norman's hoofd sloten zich de golven niet; hij leeft en waakt nog; waar en hoe? 't is haar onbekend. Zij kan zijne onschuld niet bewijzen, al draagt zij, na kennisneming van den laatsten brief aan hun beider vader en van de woorden, welke de stervende hand des grijsaards daar onder schreef, de overtuiging met zich, dat hij de schande en de schuld van een ander op zich nam, en om eenen die hem dierbaar was, te redden, zich de verdenking liet welgevallen en die voedsel gaf door zijne vlugt. Maar voor wie en waarom? dit raadsel bleef onoplosbaar, en zoo lang de waarheid niet onthuld is, moet alice aytoun, den broeder van lewis ross blijven beschouwen als den moordenaar haars vaders. | |
[pagina 203]
| |
Noch lewis, noch alice wisten echter van dit alles iets. Tusschen norman en hem, tusschen den zoon van den eersten en dien van den tweeden echt, lag een tijdperk van twintig jaren; de naam van den oudsten, noch die van den verslagene, was ooit voor het oor des jongsten gesproken. Alice wist weinig van haren vader; hij was een slecht mensch geweest, over wien hare moeder liefst zweeg; niets vreemds ligt er dus in, dat beiden elkander liefkregen, zonder te vermoeden, dat daar eene stemme des bloeds van den verslagene het vonnis hunner scheiding uitsprak. Eindelijk moest toch de geschiedenis van vorige dagen ter hunner kennis komen; anne deelde zich aan lewis mede; Mevrouw catharine douglas ontsluijerde hare nicht het geheim, dat daar als een afgrond deed gapen tusschen haar en den man harer keuze. Één zegen bleef hun; de innerlijke overtuiging van anne, die ook huisde in Mevrouw catharine's borst; het innige geloof van beiden aan norman's onschuld. Dit gaf hun kracht om zich met alice's moeder en broeder in aanraking te stellen, hun iets van die overtuiging mede te deelen en eene vereenigde poging te wagen om den waren schuldige aan den dood van aytoun uit te vinden. Maar die poging mislukte, al scherpte hartstogtelijke liefde het verstand van lewis, al drong de toekomst zijner zuster eenen bekwamen regtsgeleerde, als james aytoun was, om geen middel onbeproefd te laten, al spande Mevrouw catharine al de krachten, die eene belangstellende en invloedrijke vriendin ter dienste stonden, in, om de ontdekking der waarheid te bevorderen, niet een énkele van die allen slaagde er in, norman de kroon der eere weder te geven; men won niets dan een oprakelen van 't gebeurde in vorige dagen, dan een pijnlijk openrijten van eene wond, die de tijd bijna had geheeld. Maar de overtuiging van anne ross wankelde niet. De zuster had geene ruste voor zij de laatste poging had aangewend, om den bezoedelden naam des oudsten broeders te zuiveren en daardoor de hope der toekomst van den jongsten te bevredigen. Anne verliet haar te huis en ging wonen op de plek, waar de misdaad was gepleegd. Nu mag ik u niet verder vertellen, hoe zij daar en zij alléén tot de kennisse der waarheid kwam, en hoe 't haar gelukte lewis' en alice's | |
[pagina 204]
| |
vereeniging mogelijk te maken, en norman den weg te banen tot een terugkeer in het huis zijns vaders. Zij leerde den waren schuldige kennen, zij zag hem zoo als hij was, zelf het slagtoffer eener heftige gewetenswroeging over eenen manslag, dien ook hij onvoorbedachtelijk had gepleegd, gebukt onder 't wigt van zelfverwijt, omdat hij 't eenmaal gedoogde, dat de vriend zijns harten zijne redding kocht ten koste van zijne eer. Haar pogen werd bekroond; 't was een loon door God haar weggelegd, dat in waarde won, toen aan de zijde van norman, de man van haar hart, archibald sutherland, in Schotland wederkeerde, als een herboren mensch, wien Mevrouw catharine, gaarne als den Heer van Strathoran en den echtgenoot van anne ross welkom heette. Ziedaar álles wat ik u meêdeelen mogt, wilde ik voor u 't genot der kennismaking met dit uitmuntende boek niet verminderen, door de intrigue geheel te ontwikkelen. Laat mij u nog iets zeggen omtrent de verschillende karakters. Gij loopt zeker hoog met ‘ma chère mère’ uit frederika bremer's ‘Buren’, welnu, in Mevrouw catharine douglas vindt ge eene type, die deze herinnert, maar nog edeler, krachtiger, nog meer de vrouw, zoo als bulwer aan 't eind van zijn ‘My novel’ zegt: de vrouw ‘die opheft’. Anne ross is een karakter, waar men meê dweept; en die lieve, kleine alice, wanneer ge deelgenoot zijt van 't gesprek tusschen haar en Mevrouw catharine, wanneer deze 't haar meêdeelt waarom zij nimmer als de gade van den Heer van Merkland in diens huis kan nederzitten, dan... dan krijgt ge ze lief, die vrouw, die met ijzervaste hand ieder ideaal doodt, en haar die ze willig te slapen legt, beide gedreven door innig en wèlbegrepen pligtgevoel. Of die heerlijke figuur van christine lilie, de zuster, die lange jaren met den broeder lijdt, die voor hem waakt en denkt en handelt, zonder uitzigt op eenig loon, zonder de gedachte, zelfs uit de verte, aan eene betere toekomst!... ziet, zusters als catharine, als anne, als christine zijn heerlijke voorbeelden voor iedere vrouw, die God tegenover hare broeders in eene verhouding plaatste, die geene dagelijksche, maar toch eene mogelijke is. Wilde Ref. u op menig meesterlijk geteekend tafereel uit | |
[pagina 205]
| |
dit boek opmerkzaam maken, hij zou nog veel van uw geduld moeten vergen. Nu echter wil hij eindigen, en u dringend de kennismaking met een degelijk en uitmuntend boek aanbevelen, dat zich ook door eene goede uitvoering en over het algemeen wèlgeslaagde vertaling onderscheidt. O. Januarij 1858.
|
|