Twee Deelen. Tweede druk. Te 's Hertogenbosch, bij Gebr. Muller. 1857. In post 8vo. 4, XII en 599 bl. f 3-25.
Het was mij eene liefelijke en welkome verschijning, toen voor de tweede maal chonia's ‘Kamphuysen’ mij een bezoek kwam brengen. Gelijk velen kende ik reeds dat beeld, in zulk eene schoone lijst door den bekenden onbekende gezet, en wat mij bij de eerste lezing op het hart lag, dat doet eene herhaalde kennismaking mij op nieuw uitspreken: chonia verdient veler dank, veler hulde voor de uitnemende wijze, waarop hij ons een blik doet slaan in een tijdperk, dat wij hopen nooit te zullen zien wederkeeren. Het kan niet de bedoeling van den Schrijver, noch van den Uitgever zijn, met de toezending van dit werk aan de Redactie der Vaderl. Letteroefeningen, eene nieuwe kritiek van geheel den arbeid uit te lokken. De kritiek heeft reeds gesproken, en wij gelooven gaarne, dat het den Auteur ernst is, als hij zegt, niet zoo met zijn werk te zijn ingenomen, dat hij zich boven alle aanmerkingen verheven achtte. Het kan wel niet anders of eene studie als deze moet hier en daar iets te wenschen overlaten.
Een vrij vervelend werk zou het zijn geweest, te voldoen aan den eisch, die door een der vroegere Recensenten schijnt gedaan te zijn, om het geheele boek op nieuw te bearbeiden. Van wien die wensch is uitgegaan, herinner ik mij niet; zeker van een zeer onbarmhartig oordeelaar, die nooit een dergelijk werk heeft geschreven. Ik voor mij schenk onverdeelden lof aan dezen geschiedkundigen roman, aan deze monographie, of hoe gij het boek wilt noemen, en verheug er mij over, dat het een tweeden druk mag beleven, ten bewijze van de ingenomenheid, waarmeê het is ontvangen. Ik twijfel niet, of menigeen zal het nogmaals ter hand nemen, en met een blijmoedig en dankbaar hart wederom met chonia de lang vervlogen dagen van strijd, van haat, maar ook van kracht en liefde doorwandelen. Menigeen zal zich bij vernieuwing verkwikken met de beschouwing van het aanminnig beeld van den held; menigeen, zoo wij hopen, eene snaar van zijn gevoel bewogen zien door dien geest, van dogmatische banden vrij, door die liefde, zoo verdraagzaam en mild, door die edelmoedigheid, welke liefst de zwakken steunt en sterkt. Niet minder zal u wederom het beeld van alendorp en anneken