den Subjonctif, de expressions négatives, aanwijzingen voor de uitspraak, enz.
Maar nu de beknoptheid, die wij in noël en chapsal roemden, vinden wij die ook in het werk van den Heer chevalley terug? Behalve eenige omslagtigheid, die in het geheel heerscht, ziet de lezer, dat het boek 416 bladz. beslaat, en ofschoon de Uitgever voor eene duidelijke letter en nette uitvoering gezorgd heeft, zouden wij onze kinderen niet gaarne met zulk een dik boek beladen zien. Wanneer wij daarbij denken aan de praktische oefeningen, als thema's of vertalingen van de eene taal in de andere, cacographies, dictées, conjugaties, enz., enz., waaronder zij zuchten, dan vragen wij: waar moet het heen met het aanleeren van de vier nieuwe talen, die tegenwoordig voor kinderen van beschaafde ouders aan de orde zijn? 4 × 416, dat is: 1664 pag. alleen aan Grammaire!
Arme jeugd! Beklagenswaardige onderwijzers!
Wat wij hopen? Dat het boek alleen in handen kome van aankomende onderwijzers, en dan gelooven wij, dat het veel nut stichten zal, meer dan dat van noël en chapsal; want over het algemeen hebben wij het bewaarheid gevonden, wat de Schrijver aangaande zijne vollediger behandeling van het substantif, het verbe, de participes, het adverbe, de subjonctif, de collectifs, en de expressions négatives berigt.
Over zijne behandeling der participes passés sprekende, zegt de Schrijver in zijn Voorberigt: ‘J'ai traité amplement les participes passés, et cependant je les ai réduits à deux règles sans exception.’ Wat nu het eerste gedeelte dezer verklaring aangaat, komt het Ref. voor, dat de Schrijver zich goed van zijne taak gekweten heeft; maar wat het tweede betreft, moeten wij aanmerken, dat het onder twee algemeene regels brengen der participes passés lang niet nieuw is. Intusschen zien wij het voordeel dezer schikking nog niet in; immers moet de Schrijver zijne toevlugt nemen tot 13 (zegge dertien) observations, die als zoo vele regels te beschouwen zijn, en dan ten slotte de participes passés der verbes réfléchis nog afzonderlijk behandelen.
Als een bewijs, dat wij de Grammaire van den Heer chevalley met aandacht gelezen hebben, en in de hoop van nuttig te zijn voor eenen volgenden druk, dien wij zijn boek gaarne toewenschen, laten wij hier eenige op- en aanmerkingen volgen, die wij onder het lezen maakten.