zeggen doet: zóó kan ik het ook wel! - maar als men het beproeft, valt het niet mede.’ Ik begin waarlijk te vreezen, dat onze S. het in ernst beproefd heeft, en mij het treurige genoegen verschaft, van mijne profetie vervuld te zien.
Neen! dan nog maar liever vertalingen, dan oorspronkelijke romans gelijk deze. Mogt echter de Heer l. ook dit in ernst gaan beproeven, mag ik dan wel zoo vrij zijn, van hem te verzoeken, dat hij dan vooral behoorlijke prullen hiertoe neme, opdat er overeenkomst zij tusschen vorm en inhoud. Want ook de stijl gelijkt weinig op dien van een litterarisch gevormd man. De gedachten worden verstaanbaar uitgedrukt, - zietdaar alles! Zelfs al te verstaanbaar. Wat worden die zinnen uitvoerig en langdradig uitgesponnen! Wat tal van tusschenzinnen en betrekkelijke zinnen, die wij zoo gaarne missen zouden! De rhetorische versierselen ontbreken niet, maar wat zijn ze van alledaagsche en burgerlijke snede! ‘Aurora’ is (natuurlijk) ‘liefelijk’, ‘kleurt alles in een vuurgloed, die afgebroken wordt door (overeenkomstig hun beroep) opstijgende dampen’. ‘De tijd zet zijn nooit vertraagden loop voort’, enz. enz. - Talrijk als de bladzijden zijn de ‘gevoelens, opmerkingen, vermoedens, beschuldigingen, vreezen, zienswijzen, hopen, wenschen, overtuigingen, inzigten, verlangens en teleurstellingen’, die gedeeld worden (als koek), slechts bij uitzondering wordt er in gedeeld. Aan deszelfsen is ook geen gebrek, en het nieuwmodische van af komt ook nog wel eens voor. ‘Verdrotene moeijelijkheden’, ‘uitdenwegruiming’ en vele van die soort zoude ik kunnen opnoemen, wilde ik ze afschrijven. En zinnen die niet los loopen, die niet anders dan lam genoemd kunnen worden, vloeijen ook in ruime mate uit des S. pen. Kom, kom! dat is geen stijl, om mede voor het publiek op te treden.
Och! het is zoo onaangenaam en hard, om iemand, die misschien nog wel moeite op zijn werk heeft gedaan, geheel van zijne illusiën te berooven. Daarom zal ik maar niet verder gaan en nog meer opnoemen, waar dit zwakke geesteskind al aan lijdt. Liever nog eens gezocht, of ik niet nog wat ten goede er van zeggen kan. En ja! als de S. hierdoor maar niet al te zeer tot nieuwe scheppingen bemoedigd wordt, wil ik gaarne van zijn boek zeggen, dat het twee goede eigenschappen heeft. Vooreerst, er zijn geene onnatuurlijke pogingen