| |
Korte mededeelingen.
In den vorigen jaargang hebben wij eene nieuwe onderneming van den Heer noothoven van goor aangekondigd en aangeprezen, namelijk de Christelijke huisvriend. Nu de eerste jaargang naast ons ligt durven wij die aanbeveling herhalen. Wel erkennen wij dat er bij den overvloed van dusgenaamde stichtelijke lectuur geene bepaalde behoefte aan een dergelijk werk was, maar, zoo de Uitgever koopers vindt, dan is 't ons wel, dat hij dusdanige stukken, als de Huisvriend aanbiedt, verspreidt. Er is toch veel degelijks in, en de manier om onder bepaalde rubrieken, hetgeen gegeven wordt, te verdeelen, is niet kwaad, ofschoon hierdoor in de laatste aflevering niets voorkomt over Kersfeest of jaarverwisseling. Vraagt men ons, wat ons bijzonder beviel? wij zouden wijzen op de keurige stukken van p.g. te winkel en op het niet minder schoone stuk van j.h. maronier, Het huis waarin christus de huisvriend is. Maar door dezen te noemen willen wij niet onregtvaardig zijn tegenover anderen, b.v. van koppius, van bell, sepp, denier v.d. gon, enz. In één woord, wij ontraden niemand om op den jaargang 1858 in te teekenen.
Hoe is 't met suringar's Bibliotheek voor het huisgezin gegaan? Zoo vraagt misschien deze of gene, die zich ons ‘bravo, suringar!’ van vroeger herinnert. Wij zijn in de gelegenheid gesteld op die vraag te antwoorden en het verblijdt ons een zeer gunstig te kunnen indienen. Gaven wij reeds aan de eerste
| |
| |
nummers van 1857 den lof van degelijkheid en bevalligheid, wij moeten erkennen, dat de Redacteur-Uitgever is voortgegaan gelijk hij begonnen was. Met zorg en naauwkeurigheid is dit nieuwe tijdschrift bewerkt. Het levert voor f 2-50 veel en veel goeds; en, schoon het ook vertalingen opneemt, 't is een echt Hollandsch Tijdschrift. Het heeft altijd het oog op het nuttige; en wat alleen aangenaam of aardig is, zult ge er niet in vinden; ja het zal zeker geene genade vinden in de oogen van geroutineerde romanlezers; wat kan 't hun schelen naar hoofd en hart zich te ontwikkelen, als zij de verbeelding slechts voedsel verschaffen? Stukken als over de bloemen en de kunst om wèl te sterven behagen niet aan de zoodanigen. Het laatste vooral, zij het wat oppervlakkig, beviel ons zeer van een' medicus. En zóó beviel ons het geheele Tijdschrift, dat wij het aan een ieder aanbevelen, die het hart op de regte plaats heeft.
Ouden van dagen! Tot u een enkel woord. Maar uwe kinderen of kleinkinderen, die u eens een geschenk willen doen, mogen 't ook wel hooren. Voor u, oudjes! is de eerste jaargang van de Zegen des Ouderdoms voltooid. Waarlijk, gij moet er op inteekenen, want het blijft bij dezen eersten jaargang niet. - Ds. kits van heyningen schijnt nog meer stof te hebben. Enfin, wat er zal komen weten wij niet, ofschoon wij wel eens vreezen voor eentoonigheid, als in 2 à 3 deelen over ouderdom en altijd weer over ouderdom zal moeten gesproken worden. Doch wat er is, dat weten wij, namelijk Deel I - nu, dat kunt gij gerust u aanschaffen. Gij kunt er nog veel uit leeren, ofschoon dan ook onze vroegere aanmerking over het te weinig eigenaardig Christelijke blijft bestaan. Sommige stukjes zullen voor sommige ouden wat te hoog zijn, maar 't moet een boek wezen voor eenvoudigen en geleerden, die hierin één zijn, dat zij digt bij het graf staan: mogten zij er veel genot en stichting in vinden!
Ter drukkerij van het Opvoedings-Gesticht te Montfoort verscheen, reeds in 1856, De Christelijke Landman, of Besturingen voor hart en leven van den Landman, door b.j. westerbeek van eerten, Predikant te Doetinchem. In kl. 8vo. VIII en 203 bl. - Waarlijk een alleraardigst, allernuttigst geschriftje, dat niet te veel onder onzen landbouwersstand kan
| |
| |
verspreid worden. Zóó hartelijk en toch zoo bezadigd, zóó eenvoudig en toch niet kinderachtig, zóó regt natuurlijk en zóó regt vroom tevens, hebben we in lange geen ascetisch voortbrengsel van Nederlandschen bodem in handen gehad. Men ziet het den S. aan, dat hij den landman kent en hem liefheeft, en daarom dan ook juist op de regte manier voor hem schrijven kan. 't Werkje is in XXIV stukjes - waaronder ‘De heibewoner’ en ‘De markt’ niet de minste zijn - afgedeeld, die noch te schielijk uit zijn, noch tot vervelens gerekt. 't Papier had wel een weinigje beter van allooi kunnen zijn, en de letter een weinigje zuiverder afgedrukt; maar daarentegen is de correctie zorgvuldig, en 't bandje allerkeurigst. We hebben geen de minste kennis aan u, Broeder van eerten! maar wenschen daarom met geen minder opregtheid u en uw boekje Gods besten zegen toe!
v.p.
Leven en marteldood van johannes huss, uitgegeven te Amsterdam, bij h. höveker, 1857, is een welgeschreven, aanbevelenswaardig boekje, dat op ruim 40 bladz. in kl. 8vo zoo veel aangaande den voortreffelijken Bohemer geeft, als men in een zoo klein bestek verwachten kan. 't Ware te wenschen dat alles wat door de ‘Vereeniging ter bevordering van Christelijke Lectuur’ wordt in het licht gezonden, eene zoo ruime aanprijzing verdiende.
De Kalender voor de Protestanten in Nederland, uitgegeven door de Vereeniging tot beoefening van de geschiedenis der Christelijke Kerk in Nederland, onder leiding van w. moll, Hoogleeraar te Amsterdam, betreedt den koninklijken weg van vooruitgang. Degelijke inhoud en zorgvuldige bewerking kenmerken, over 't algemeen, den derden jaargang (1858 te Amsterdam, bij h.w. mooy). Het aantal stukken is geringer dan dat in den vorigen. Doch daardoor was er gelegenheid om dieper in te dringen en ruimer uiteen te zetten. De Vereeniging tot beoefening van de geschiedenis der Christelijke Kerk in Nederland - (Nederlandsche Vereen. t. beoef. v.d. gesch. d.C.K.? of: Vereenig. t. beoef. v.d. gesch. d. Ned. C.K.? of: Vereen. t. beoef. in Nederland v.d. gesch. d.C.K.? dit is niet regt duidelijk, schoon de plaatsing der bijdragen over andreas en basilius tot de eerste of derde opvatting schijnt
| |
| |
te moeten doen neigen;) - heeft van die gelegenheid een waardig gebruikt gemaakt. Wie de levensgeschiedenis van basilius den Groote en herman herberts, en het stuk over de openbare prediking der Hervormden in het jaar 1566, gelezen heeft zal waarschijnlijk dit oordeel van ganscher harte bekrachtigen. Moest ten vorigen jare (Vaderl. Letteroefeningen, April 1857, blz. 173) geklaagd worden: dat er te veel over personen gesproken werd die men gewenscht had zelven te hooren spreken, die men begeerd had zelven te zien handelen, thands is in dit opzigt groote verbetering aangebragt. Had de Schrijver der bijdrage over de Krankenverpleging in de Christelijke Kerk, - voor zoover de aard van zijn onderwerp dit toeliet, maar welk soort van onderwerp is niet vatbaar voor eene levendige en aanschouwelijke bearbeiding? - het voorbeeld gevolgd, hem, ten aanzien van den vorm, in de drie genoemde stukken gegeven, ook zijn werk, nu reeds der lezing waardig, had ligt meer ter lezing getrokken. De Redactie had regt, of liever 't was haar pligt, den Hoogleeraar w. moll te danken. Wie hem kent weet dat: hij ‘ook weêr dit jaar aller pogingen steunde.’ Wie zijne mededeelingen over johannes brinckerinck en zijn klooster te Diepenveen heeft gelezen zal gaarne toestemmen: dat hij ‘zelf dezen jaargang met belangrijke bijdragen versierde.’ Wat hij gaf over Diepenveensche oudheden is weder een heldere lichtstraal op de terra permultis incognita der kerkelijke oudheidkunde, en moet als zoodanig gewaardeerd worden ook door wie, in het belang der aesthetik, mede voor vele in den lande het onbekende zuiden, liever de afbeelding van schoonere gedenkstukken mogten wenschen, - ook door wie met het oordeel over het maria-beeld (bl. 95) niet ten volle instemmen. Aan een deel
daarvan: gestalte, houding en gewaad zal men zeker de verdienste van fiksche en smaakvolle teekening niet ontzeggen: maar wel aan de lijnen van het onevenredig gevormde kind. Doch de vermelding van de plastische fouten der middeleeuwen mag der waardeering niet schaden van den arbeid die, in onze dagen de dingen der vaderen herinnerende, de deugden van vroegere eeuwen in het licht stelt zonder hare feilen te verzwijgen. Uit feilen en deugden beiden kan de tijdgenoot rijke leering verzamelen. Wie voor weinig gelds (f :-90) voor zich zelven en voor anderen, door vermeerdering van kennis, opbouwing
| |
| |
in de hoop der toekomst en de liefde tot den Heer begeert, roepe het boeksken het door de Redactie gewenschte: ‘Welkom!’ toe.
b.
v.h.
Het Vraagboekje tot onderwijs in de geschiedenis en de leer van het Oude en Nieuwe Verbond, uitgegeven door Dr. b. doorenbos, Pred. te Peens en Zweins, te Groningen, bij j. oomkens, jz. (à f :-12½) onderscheidt zich van vele andere daardoor, dat er bij de behandeling der Godsdienstleer het onderscheid in uitkomt tusschen de voorstelling in het O. en het N.V.; een onderscheid, vroeger geheel voorbijgezien, tot groot nadeel voor eene heldere kennis en warme waardeering der Evangelie-waarheid. Van die zijde verdient dit Katechisatieboek alle aanbeveling.
Als mannen van ons woord vervullen wij gaarne onze belofte om, nu de jaargang in zijn geheel voor ons ligt, een blik te werpen op De Economist, het bekende Maandschrift aan de Staathuishoudkunde gewijd en bij den Boekhandelaar j.h. gebhard verschijnende. Dezelfde belangstelling, welke wij van tijd tot tijd over enkele nummers uitspraken, bezielt ons ook over het geheel, en met gerustheid durven we beweren, dat niet één hoofdartikel in deze verzameling voorkomt hetgeen de lezing niet ruimschoots beloont. Hetzij dat men over het vervoer van hier naar elders, of over de waarde der metalen leest, hetzij men de beschouwingen over haringvisscherij en tabakshandel opslaat, of de opmerkingen over telegraphen, stoombooten, gymnastiek, onderwijs, enz. nagaat, men zal altijd voldaan het boek uit de handen leggen. De Redacteur heeft eer van zijn werk. Deze lof is onbeperkt, hoewel wij met leede oogen zien, dat de Staathuishoudkunde meer en meer alle plaats bij de volksgeschriften inneemt, hetgeen wij noch noodig, noch nuttig achten.
Het Eerste Stukje van de Schets der Algemeene Geschiedenis voor de Scholen, door h. picard, te Amsterdam, bij j.d. sybrandi, 1857, In kl. 8vo. 101 bladz., behelst de Geschiedenis der wereld tot op de geboorte van den Heere jezus christus.
| |
| |
De vorm is zuiver ethnographisch; eerst worden de oudste Oostersche volken behandeld, daarna het Israëlitische volk afzonderlijk en betrekkelijk uitvoerig; voorts de Grieken, eindelijk de Romeinen. Zeker is de verbinding van de synchronistische met de ethnographische methode bij de oude geschiedenis misschien nog ruim zoo moeijelijk als bij de nieuwe, maar veronachtzaamd mag toch de eerste niet worden als in dat schoolboek geschiedt. Trouwens, het isblijkbaar boven de krachten van den Heer p. een schoolboek over de algemeene geschiedenis te schrijven. Dit ééne slechts: de oudste bijbelsche oorkonden worden genoegzaam letterlijk nageschreven; b.v. ‘In het zeshonderdste levensjaar van noach (1656 j.d.w. - 2344 v.c.) opende de Heere God de fonteinen des grooten afgronds en de sluizen des hemels; de regen viel 40 dagen en 40 nachten lang van den hemel, zoodat het water 15 el boven de hoogste bergen rees en alles, wat op het drooge eenen adem des levens had, stierf. Een jaar lang bleef de aarde onder die ontzaggelijke zee bedolven’, enz. Aan dit proefje zal men wel genoeg hebben, het er met ons voor houdende, dat iemand, die aldus de geschiedenis schrijft, geheel en al onbekwaan is om aan de jeugd redelijke begrippen in te boezemen. En de tijdrekenkundige bluf, die de geboorte van jezus juist 4000 jaren na de schepping plaatst..... Wij zeggen liefst niet meer van het onbekookte geschrift, welks tweede stukje, als het niet beter is, gerust kan achterblijven.
Landhuishoudkundige Almanak, ten dienste van Land- en Buitenman, met bijvoeging van maandelijksche Tuinoefeningen, vrij gevolgd naar die van wijlen den Hoogleeraar j.a. uilkens, voor het Jaar 1858, onder Redactie van m.d. teenstra. Vijftiende Jaargang. Te Groningen, bij j. oomkens, j.zoon. f :-30. - Wat beduidt toch die titel: Landhuishoudkundige? Is het een bewijs, dat de Redacteur een Landhuishoudkundige is; dat de Almanak voor een deskundig publiek bestemd is, of wel, dat er landhuishoudkundige zaken in voorkomen? - Het eerste geval is mogelijk. In het tweede heeft men nog weinig vertrouwen op de ontwikkeling van de lezers, en in het derde kan ieder Almanak zoo heeten. Want zelfs de eerzame Enk- | |
| |
huizer geeft tegenwoordig maandelijksche tuinoefeningen ten beste. Er is zeker eene belangrijke daling te wachten in de doperwten, jonge wortelen, enz.; niemand behoeft er langer gebrek aan te lijden. Bij gebrek aan tuin zouden ze wel in bloempotten kunnen gekweekt worden. Ieder heeft immers wel een Enkhuizer Almanak, of anders is de thans behandelde voor 30 cents te koop; wil men een jaar wachten, dan koopt men er een voor 15 cents, en kan bovendien nog eens afzien hoe anderen er mede staan.
Welligt staat er Landhuishoudkundig voor, om den boer en buitenman tot koopen uit te lokken; die kunnen toch best betalen tegenwoordig. Het ware echter te wenschen, dat men zoo los weg niet met dat woord speelde, het strekt waarlijk niet tot aanbeveling der wetenschap. Stond er een andere titel voor, wij zouden vrede hebben met de verschijning ook van dezen Almanak. Hij kost slechts 30 cents, maar in iets wat landhuishoudkundig heet, anekdotes aan te treffen, die al vóór jaren als te laf uit de ‘van ouds bekenden’ werden geweerd, is wat erg.
Hartelijk hopen wij, dat de toenemende beschaving onder land- en buitenman dezen Almanak en anderen van gelijken stempel door meer degelijke zal doen verdringen.
In de Provincie Groningen kan dit boekje nog eenigzins nuttig wezen, als de opgaven der vervoermiddelen naauwkeurig zijn.
Van Cupido, Jaarboekje voor Ongetrouwden en Jonggehuwden; gewijd aan Liefde, Vriendschap, Levenstoon (?) en gezellig verkeer, is te Schoondijke, bij a.j. bronswijk, een eerste Jaargang uitgekomen. Wij wanhopen aan den smaak van het publiek, zoo het ook niet de laatste is. Treuriger collectie zagen wij zelden; wij zullen haar maar niet gaan napluizen, ten einde geen ergernis bij de lezers der Vaderl. Letteroefeningen te verwekken en ons eigen geduld op niet al te harde proef te stellen. Wij vergenoegen ons met den uitroep: horrible, most horrible!
d.
Wij vestigen de aandacht op eene zesde uitgave van de Kleine Gedichten voor de lieve Jeugd aan de Hoogere Scholen,
| |
| |
naar Mr. hiëronymus van alphen, door een' Student. Met plaatjes. Te Amsterdam, bij de Wed. c.j. borleffs en ten have. 1856. - Deze welbekende parodie schijnt bijzonder in den smaak te vallen van hen voor wie ze bestemd is; ten minste een zesde druk werd door de Uitgevers voor noodzakelijk gehouden. Nu, zonder eenige dichterlijke verdienste te bezitten, mogen de meeste versjes toch aardig genoemd worden, en verwondert het ons niet, dat het bundeltje op menig studenten-boekenhanger wordt aangetroffen. De plaatjes zijn niet onaardig; maar 't zou toch jammer zijn zoo zij het boekje veel duurder maakten dan vroeger.
d.
Deutsches Conversations-Buch für die niederländische Jugend nebst einer Sammlung der allernöthigsten Wörter. Duitsche Zamenspraken voor de Nederlandsche Jeugd, benevens eene Verzameling der meest benoodigde Woorden. Te Amsterdam, bij J.C.A. Sulpke. 1857. In kl. 8vo. IV en 158 bl. f :-90. - Waarin deze woorden en zamenspraken zich gunstig boven reeds bestaande onderscheiden, verklaart Ref. niet te weten; wel waarin zij achterstaan en waardoor het gebruik voor de Nederlandsche jeugd te ontraden is. Wij doorloopen het werkje slechts vlugtig, en vinden niet ééne bladzijde waarop niet gezondigd is tegen het gebruik der lange en korte s; terwijl bovendien andere fouten niet ontbreken. Tot bl. 17 hebben wij bij het doorbladeren opgeteekend: Schäm voor Scham, Muttermäl voor -mal, Beinhaus vert. door been- in plaats van knekelhuis, Sarg door zerk, in plaats van doodkist, Flaumfedern door pluimvederen, in plaats van dons, Halster in plaats van Halfter. - Wij weten, dat het eigenaardige moeijelijkheden in zich heeft, hier te lande iets in eene vreemde taal uit te geven, maar in een werkje voor de jeugd mogen de aangehaalde fouten geene verschooning vinden. En wat zullen wij van de zoogenaamde zamenspraken zeggen? Het zijn, zoo als de meesten dezer verzamelingen, slechts vragen en antwoorden, die geheel den kindertoon missen; terwijl de boven aangehaalde gebreken in meerdere of mindere mate ook daarop toepasselijk zijn. |
|