schaafd publiek bestemd geschrift van wijlen den beroemden Deenschen Hoogleeraar schouw leerrijke mededeelingen betrekkelijk de verspreiding der planten over de oppervlakte der aarde. Daarbij heeft de Schr. niet alleen het oog op de tegenwoordige orde van zaken, maar behandelt hij ook de vroegere tijdperken van de geschiedenis der aarde en haren plantentooi, zoo als zij het onderwerp uitmaken van de geologische wetenschap. Sommige planten, die den mensch noodwendige of onmisbaar gewordene stoffen leveren, worden daarbij meer in het bijzonder behandeld; zooals de koffijboom, de theestruik, het suikerriet, het vlas, enz.; hare ontdekking, langzame verspreiding, het verbruik van hare voortbrengsclen en wat meer daarvan wetenswaardig genoemd mag worden. Dat de Schr. bij die Hoofdstukken hier en daar menigvuldige gelegenheid vond, om uit den schat zijns wetens treffende opmerkingen te maken, maakt de lezing daarvan zeer afwissclend; toch staan ze uit den aard der zaak in belangrijkheid achter bij de Hoofdstukken, die zich meer met algemeene beschouwingen bezig houden. Verschillende klassen van lezers zullen dit werk ter hand kunnen nemen, en naar mate zij zich reeds meer of minder vertrouwd gemaakt hebben met de onderwerpen, die hier behandeld worden, of, naar gelang van de rigting van hun geest, zich meer door de eene of door de andere van deze schetsen geboeid vinden - geen zal ze onvoldaan ter zijde leggen. We achten ons echter verpligt op te merken, dat in sommige Hoofdstukken, die we, als meer aan algemeene beschouwingen gewijd, aanduidden, zeer goed te ontdekken is, dat het werk in het oorspronkelijke reeds in 1837 het licht zag, en we hadden van den Hooggel. Vertaler, die op den titel eene vrije bewerking aankondigt, verwacht, dat hij die Hoofdstukken meer in overeenstemming met den tegenwoordigen stand der wetenschap zou gebragt hebben. En zulks te meer, omdat we op enkele
plaatsen inlasschingen, blijkbaar van zijne hand afkomstig, ontdekt hebben. Reeds op bl. 2, in het Hoofdstuk over de ‘Planten der voorwereld’, merkt de Vertaler op: ‘de door den schrijver gevolgde verdeeling der gesteenten, welke de aardkorst zamenstellen, is thans sinds lang verouderd, en de vroeger gebezigde benamingen zijn door betere vervangen.’ Maar we vragen, waarom in eene vrije bewerking die verouderde verdeeling en die