schillen, dat er den Nederlander de handen verkeerd staan, maar in een, waar men zich volkomen op zijn gemak kan bewegen, terwijl de vruchtbaarheid ruime winsten belooft. Dit een en ander wordt hier ontwikkeld, en daaruit afgeleid, dat de onderneming van kapitalisten, die zich vereenigen tot het geldelijk ondersteunen van dergelijke kolonisatie op groote schaal, eene weldadige afleiding geeft aan het kwaad der overbevolking, aan velen lotsverbetering belooft, den achterblijvenden ruimte en een meer onbekrompen onderhoud verzekert, door den tijd uitzigt op nieuw verkeer en leven opent aan handel en fabriekwezen, den aanzienlijke en
kapitalist aanbiedt wat hem het liefste is: geenerlei oppositie, inwendige rust, geregelde rentheffing.
Oogenschijnlijk is dit alles zeer aannemelijk, maar of het zulks in wezenlijkheid zij, durven wij niet beoordeelen, en 't is dan ook vooral ten einde de aandacht van deskundigen op het onderwerp te vestigen, dat wij den hoofdinhoud hebben opgegeven. Dit is zeker, dat de toestand van zaken in ons land alle aandacht verdient. De landbouw heeft in de laatste jaren ongehoorde winsten afgeworpen; scheepvaart, handel en nijverheid hebben eene ongekende vlugt genomen; de inkomsten der schatkist nemen toe - alles teekent dus welvaart; en toch: de rijken mogen nog rijker worden, het is eene treurige waarheid, dat de welvaart in den middelstand afneemt en dat de armen nog armer worden. Die waarheid is, helaas! onomstootelijk. En is dat het geval in eenen tijd, waarin vrede van buiten, rust van binnen heerschen, waarin onze Indische bezittingen het moederland verrijken met millioenen schats - wat zou het dan zijn in andere tijden? Die vraag verdient wel nadenken. Waarlijk, de toekomst wekt bekommering, ook voor de rijken zelven, en aandacht verdient ieder middel om dreigende onheilen af te wenden. Blijkt bij onderzoek van deskundigen de onraadzaamheid van eenigen maatregel, de onhoudbaarheid van eenig stelsel, de onuitvoerlijkheid van eenig middel - ook door de schifting tusschen het eene en andere komt men tot de waarheid. Maar komt nu op die wijze het aanbevelingwaardige van een plan aan het licht, dan nog is vereeniging van kapitalen noodig. Teregt echter merkt de Schrijver aan: ‘Konden de verschillende ontwerpers van noodige en nuttige onder-