mogen te helpen verspreiden. De heer heije dan, na ons reden te hebben gegeven van deze afzonderlijke uitgave zijner metrische navolging, schrijft: ‘wekt zulke belangstelling, dan geef ik welligt later ook de overige, (namelijk de overige metrische navolgingen, Walpurgis nacht; Paradijs en Peri, enz. door hem bezorgd) voor zooverre zij, afgescheiden van hare muzikale bestemming, als poëtische voortbrengselen iets kunnen bijdragen, om eensdeels onze kennis der uitheemsche letteren uit te breiden, anderdeels de kernigheid en kracht onzer taal, in vergelijking met andere, te doen uitkomen, en alzoo de inheemsche scheppinggave weder meer en meer tot eere te dragen.
Die gave toch, wat ook daaromtrent beweerd worde, kan niet ontbreken aan een volk dat eenmaal den Scepter der toonkunst zwaaide over geheel Europa, aan een volk op welks bodem de muzijk in hare westersche gestalte, ontstaan is, en bij welks meesteren, Italië, Duitschland, Frankrijk in de XVI eeuw ter schole gingen. De rijke schat van kunstgewrochten uit die eeuw, door de maatschappij tot bevordering der Toonkunst, in hare collectie, enz. weder aan het licht gebracht, is een zegevierend bewijs voor Neêrlands uitnemend muzikalen aanleg en scheppende kracht.
Dat beide ingesluimerd zijn is, mijns erachtens, voor een groot deel toe te schrijven aan de ontzenuwing onzer taal en aan de verachting die haar als muzikale bij de zoogenaamd beschaafde standen ten deel viel. Deze verachting ontsproot uit die ontzenuwing zelve; vooral uit het verwaarloozen van het ortoëpische, het vergeten der zoetvloeijende smelting onzer enkele en dubbele vokalen, het prijs geven van zoo menige verkorting en weglating van medeklinkers waardoor onze oudere dichters te schakeren wisten; het verloren gaan van zoo menig schilderachtig woord en welluidende klanknabootsing.
De strijd tusschen de schrijf- en spreektaal, tusschen de boeken en het leven is misschien nergens zoo hardnekkig als in ons vaderland. Neem honderd personen, die zich beschaafd en aangenaam in het gewoon gesprek uitdrukken en geef hun een boek om hardop te lezen, een gedicht om voor te dragen, een lied om te zingen - gij zult er naauw tien vinden wier uitspraak niet aanstonds zoo hard en scherp, zoo gerekt en deunig wordt, dat ge meent andere menschen of een andere