en zijn geprikkelden toestand mededeelt aan het deel der hersenen waarin hij uitloopt. Eerst hier, mag men aannemen, komt die prikkel als gewaarwording van licht tot het bewustzijn. Nog vonden we op dezelfde bladzijde: ‘Al prikkelt gij de draadjes van de gezigtszenuw in het midden of waar dan ook, gij meent altijd licht te zien daar, waar het uiteinde van dat draadje is geplaatst. Dat is zoo met al uwe zenuwen.’ In de laatste zinsnede is ongetwijfeld bedoeld: iets dergelijks heeft plaats met al uwe zenuwen, maar bovendien moeten we opmerken, dat niemand meenen zal het licht dáár te zien, waar het uiteinde van het getroffen zenuwdraadje geplaatst is. Wèl geldt dit mutatis mutandis van de gevoelszenuwen, en aan de kennis, ten aanzien van deze opgedaan, is bovengenoemde bewering voor de gezigtszenuw ontleend, waarbij de Schr. verzuimde indachtig te maken op de verschillende omstandigheden waaronder beiderlei zenuwen geplaatst zijn.
Met verbazing lazen we verder op bl. 14 het drinkers-delirium verward (incredibile dictu!) met St. Vitusdans.
Meer genoegen dan deze eerste Voorlezing, waarin we eenige leemten aangetoond hebben, gaf ons de tweede: over mikroskopisch en teleskopisch zien. Blijkbaar beheerscht de Schr. dit onderwerp beter, en we kunnen niet anders dan de behandeling der stoffe uiterst boeijend vinden, vooral voor een beschaafd publiek, dat, door zijne opvoeding meer tot overdenkingen dan tot natuurstudie geneigd, ligte proefjes van de laatste toch niet versmaadt.
De derde Voorlezing: over het verband tusschen wetenschap en kunst, bevat eene heldere uiteenzetting van de verhouding dezer beide onderwerpen tot elkander, en het verband dat tusschen beide moet bestaan. Schoon is de opvatting van eene hoogste der kunsten: de kunst der opvoeding, verheven boven de lagere kunsten - ambachten - en de hoogere, zoo als bouwbeeldhouw-, schilderkunst, muzijk, poëzij, enz. Die opvatting wordt met de volgende woorden verdedigd: ‘de lagere kunst zoekt het nuttige, de hoogere het edele. Zij wil leven wekken in den geest, van den geest spreken tot den geest, den eenen geest stemmen op de hoogte van den anderen, hem doen denken, gezind zijn, handelen als de andere. De hoogste kunst wil doen leven in den volsten zin des woords’; en bl. 74: ‘Zij wil het leven, dat in den opvoeder is, overplanten in den