afleveringen voor den omvang van zijnen arbeid afzondere. Het eerste Stukje, dat, hoezeer het jaartal 1858 dragende, reeds in November 1857 verscheen, omvat eene uitvoerige Inleiding, als Eerste Afdeeling van het werk (bl. 1-62), en de behandeling van een groot gedeelte der zoogdieren (bl. 63 tot het einde). Er blijven dus nog de drie overige klassen der gewervelde dieren en al de weekdieren, de gelede en de straaldieren ter behandeling over, waarvoor drie afleveringen van gelijken omvang als deze eerste naauwelijks toereikende zullen zijn.
De Inleiding is in vier hoofdstukken verdeeld. Het eerste handelt over de drie natuurrijken en over de dierkunde in het algemeen; het tweede over den bouw en de verrigtingen des dierlijken ligchaams; het derde bevat algemeene beschouwingen over het zamenstel der dieren; het vierde handelt over de rangschikking der dieren. Van deze hoofdstukken beslaat, overeenkomstig met de uitgebreidheid des onderwerps, het tweede de grootste plaats; de Schr. heeft hier vooral het maaksel van het menschelijk ligchaam tot voorbeeld en uitgangspunt gekozen. In de tweede afdeeling is eene bladzijde gewijd aan eene algemeene beschouwing der gewervelde dieren. Tot de klasse der zoogdieren overgaande, geeft Dr. lubach eerst eene beknopte beschrijving van het ontleedkundig maaksel dezer dierklasse in 't algemeen (bl. 63-73). Daarop volgt nu de behandeling der orden, waarbij de Schr. tot de walvischachtige dieren gekomen is, terwijl de buideldieren en vogelbekdieren eerst in het volgende Stukje zullen behandeld worden.
Het zou ons wenschelijk voorkomen, dat de Schr. in eenige meerdere bijzonderheden trad van enkele diergeslachten en enkele belangrijke soorten, en daardoor eenige afwisseling gaf aan de, uit den aard der zaak, eenigzins dorre opnoeming van de kenmerken van orden en familiën. Bijzonder kort is de orde der knaagdieren behandeld. Aan de uitvoering der houtsneê-figuren kunnen wij geenen lof geven. Vele (en deze zijn niet de minst goede) zijn copiën van de, reeds zoo menigmalen herhaalde figuren van milne edwards. De druk is compres en over 't geheel vrij naauwkeurig. Op bl. 25, regel 17, gelooven wij, dat voor 3 groote kiezen beter geschreven ware 6 groote kiezen. Op bl. 20, regel 13 v.o., moet voor: ‘bovensten halswervel’ ongetwijfeld ‘bovensten rugwervel’ worden