wonderen, die hij bij een diner genuttigd had, waaronder één soep, ‘gemaakt van kalf-staarten!’ - hij moest de eenvoudige aanmerking hooren: ‘les extrémités se touchent.’
Het was hem hierbij wel meer om de woordspelingen te doen, dan om te kwetsen, en hij zal zijn gezelschap wel in aanmerking genomen hebben. Want D.J. was algemeen bemind, getuige reeds de zorg der Engelschen voor zijne weduwe en dochters. Maar zoo gaat het als de roem een schrijver eenmaal tot publiek eigendom heeft gemaakt: de dagbladen beschouwen alles aan hem, ook zijne particuliere eigenschappen, als hunnen buit.
Onwillekeurig komt ons hierbij de klagte over de lasten der beroemdheid voor den geest, die van den onlangs overleden béranger bekend is. ‘Iedereen, - zegt hij, - eigent zich bij voorbeeld het regt toe, om uwe brieven te laten drukken, ook zonder uw verlof. Men maakt uw portret, goed of slecht, om het voor den neus der straatslijpers op te hangen.’ En hebt gij bij ongeluk een journalist tot vriend, dan ‘gebruikt hij u als stof voor het feuilleton, hij deelt u af in kolommen en verkoopt u per regel. Zoodat de geheele persoon van den armen schrijver, zijn bijzonder leven, zijne meest particuliere neigingen en gewoonten in korten tijd aan alle leêgloopers bekend worden.’
De hedendaagsche industrie door de oude teregtgewezen. Zoo ergens dan zou men toch wel zeggen, dat in het industriëele vak de 19e eeuw verre alle vroegere tijden vooruit is. Toch niet in alle opzigten. Nog onlangs heeft men in Frankrijk ondervonden, dat de practische geest der Romeinen der subtiele wetenschap onzes tijds de loef heeft afgestoken.
Rodez is de hoofdplaats van het Departement de l'Aveyron; een zeer oud stadje. Het is op eene hoogte gelegen, die zich ongeveer 120 Nedrl. ellen verheft boven de rivier de Aveyron, en had daardoor sedert onheugelijke tijden gebrek aan goed drinkwater. Wat was natuurlijker dan dat men in onze machinentijd een ingenieur te hulp riep? Deze, de Heer cordier, bragt dan ook een goed uitgewerkt plan te berde, om met stoom eene genoegzame hoeveelheid water naar de stad op te pompen. Toen echter dit plan reeds bijna definitief was aangenomen, kwam zekere Notaris lunet met geheel iets anders voor den dag. Hij had overblijfsels van eene oude Romeinsche waterleiding ontdekt, die het water van ongeveer 6 uren hoogerop zonder machinerie in de stad brengen zou, en stelde voor, om die te herstellen, of althans behoorlijk te onderzoeken, in hoeverre hiervan partij te trekken zou zijn.
‘Gekheid! dacht men, wat zouden die oude Romeinen?’ Maar gelukkig was de notaris een invloedrijk man, die nog andere middelen had, dan de deugdelijkheid zijner zaak, om zijn gevoelen te ondersteunen. Geruimen tijd werd over de