onderhevige en tot het exeentrieke geneigde mensch hier niet zelden vervalt. Evenwel, we haasten ons er bij te voegen, dat dergelijke toepassingen, als duidelijk merkbaar is, volstrekt niet in des Schrijvers bedoeling gelegen hebben, en dat ze daarom ook bij iemand, die zich gewend heeft al is 't maar met eene kleine ‘greine zouts’ te lezen, zóó heel ligt niet zullen opkomen.
Wat de uitvoering betreft, 't papier is wat grof en graauw, en de omslag wat hard rood, maar de van de Belgische en Fransche pers herkomstige groote letter - ofschoon hier wel eens òf te flaauw òf te dik afgedrukt - mogen we in zulke werkjes van smaak zeer gaarne zien; terwijl de correctie - en dat is in onze schatting de hoogste lofspraak - niets te wenschen overlaat. De koperetsen van den Heer wittkamp zijn, als kunstvoortbrengselen beschouwd, uitnemend fraai in hare soort: nogtans kan het weêr te voorschijn halen dier ruwe, onduidelijke en min edele omtrekken in de eeuw der lithographiën en staalgravuren bij ons geene sympathie wekkend. Indien echter ergens, dan zeker zijn ze bij een tafereel uit den vóórtijd op hare plaats.
En zoo bevelen we dan dit aanvallige boekje met ruimte in de gunst van elken Protestant zoowel als van elken Katholiek. Dáárom vooral geniete het een goed debiet, wijl de opbrengst zal worden besteed ten behoeve der Roomsche armen van Delft: en dezen behooren immers óók tot de u door uwen Heer nagelaten armen, Protestantsche Christen?
v.p.