behandelt de Heer macaré eerst die uit het Romeinsche tijdvak, met uitzondering van sommigen, van geene groote waarde als te veel uitgesleten. De jongste zijn van den Keizer tetricus, onder of kort na wiens regering het oude Domburg verwoest schijnt.
Talrijker en beter bewaard, ook zeer zeldzame en onuitgegevene, zijn de gevondene uit het Frankische tijdvak; die op de bij de beschrijving gevoegde afbeeldingen de eerste plaats innemen, ten deele uit het overgangstijdperk der nabootsing van de Romeinsche Keizerlijke munt, waaraan het volk alleen waarde toekende, ten deele van verschillende grootte uit den tijd, waarin de Frankische Koningen gouden munt lieten slaan met hunne beeldtenis en met den naam der muntmeesters voorzien. Een aantal van 185 stuks houdt de Heer macaré voor munten van het oude Koningrijk Kent afkomstig, die elders zeldzaam voorkomen. Zij pleiten, met de reeds vroeger in het bezit van het Genootschap zijnde Angel-Saksische munten, voor een druk verkeer met de tegenoverliggende Brittannische kust.
De vervalsching en vermindering van gehalte door de menigvuldige muntmeesters van het Merovingische tijdvak begaan, had de gouden munt alle vertrouwen doen verliezen, en tot het slaan van kleine zilveren munten doen besluiten, tot dat de Karolingische Vorsten in plaats van de gouden de zilveren munt wettelijk invoerden. Zoo van de eerste die als overgangspenningen van het eene tot het andere muntstelsel zijn te beschouwen, als van die na het Edikt van Verneuil in 755, dat het gewigt der munt bepaalde, geslagen, zijn er van pepijn van herstal af, een aantal van karel den Groote, tot Keizer lotharius gevonden.
Nu volgt eene nieuwe tusschenruimte van meer dan drie eeuwen, waaruit alle munten ontbreken. De naastvolgende zijn van de dertiende eeuw, meest Vlaamsche. Die uit de vijftiende eeuw, en een sixpence van Koningin elizabeth van Engeland kunnen door schipbreuk of andere toevallige oorzaken aan het Walchersche strand geraakt zijn. Uit het vinden van al deze munten der dertiende eeuw om en bij de begraafplaats wordt afgeleid, dat die oude begraafplaats ook door de nieuwe bevolking is gebruikt, dat de vroegere gewoonte om geld bij de lijken te leggen, nog in die eeuw stand hield,