Open Brief aan Zijne Excellentie den Heer Mr. J.J.L. van der Brugghen, Minister van Justitie, van Mr. C.C.E. D'Engelbronner, eervol ontslagen Secretaris-Generaal. Vierde druk. Te Amsterdam, bij Gebroeders Diederichs. 1857. In gr. 8vo. 20 bl. f :-25.
De aankondiging van dezen ‘Open Brief’ (ons ter recensie ingezonden) heeft hare eigenaardige moeijelijkheden. Ware het toch dat de brochure alleen als eene stylistische proeve moest worden beschouwd, wij zouden genoeg doen met den onberispelijken vorm te prijzen, en daarmede ware de geheele zaak afgedaan. Den Schrijver echter is het niet om den vorm, maar om het wezen der zaak te doen, en daarover is zeker zeer weinig te zeggen door hen, die de oorzaken niet kennen, welke den Minister geleid hebben tot een ontslag, dat zoo veel opzien gebaard heeft als dat van Mr. c.c.e. d'engelbronner. Hoe toch zal men de waarheid toetsen van al hetgeen in dezen brief vermeld wordt? Het onderzoek toch naar de redenen van ontslag is geweigerd door Zijne Majesteit den Koning, en tot nog toe heeft de Minister het stilzwijgen bewaard aangaande de redenen van dat ontslag, en zal de sommatie van den ontslagene, na het weigeren van het gevraagd onderzoek, dat stilzwijgen ook aan Zijne Excellentie niet doen verbreken. Al gave het pas, in een tijdschrift bijzondere belangen ter sprake te brengen, al wilden wij ons wagen aan een oordeel over deze zoo geruchtmakende zaak (hetgeen beiden nog lang niet zeker is), dan nog zouden wij zonder eenig bewijs - want dat is in den brief niet voorhanden - niet gaarne een oordeel vellen, want wij zouden dan oordeelen zonder kennis van zaken, en dit is zeker de gemakkelijkste wijze van kritiek, maar niet die welke wij ons willen veroorloven. Om al deze redenen bepalen wij ons tot den vorm alleen, en zeggen, dat de brief voortreffelijk is gesteld. Dit is ni fallimur het eenige dat in den brief door ons kan worden beoordeeld, en deze opmerking moge H.H. Uitgevers tevens de verzekering geven, dat wij geene personele quaestiën, waarbij het publiek geen belang heeft, in ons Tijdschrift wenschen aan te roeren.
a.