Haarlem, bij de Erven F. Bohn. 1856. In gr. 8vo. VIII en 208 bl. f 2-:
Een nieuw boek over Neêrlands worsteling tegen Spanje, waarover door inboorlingen en vreemden, door vrienden en vijanden reeds zoo veel geschreven is! Is de stof in drie eeuwen niet uitgeput? Zijn de gebeurtenissen dier dagen niet van alle kanten beschouwd, en is over de karakters en bedoelingen van wie er eene rol in speelden, niet het vereischte licht verspreid? De Hoogleeraar van vloten gelooft dit, blijkens de uitgave van deze oorspronkelijk in Voorlezingen gehouden Stukken, niet, en wij deelen in zijn gevoelen. Veel is er opgehelderd, menig feit is tot klaarheid gebragt, vroeger te hoog opgevijzelde of te laag gestelde en voorbijgeziene personen hebben de hun toekomende plaats ingenomen, en de sluijer die de beginselen en het streven van de hoofden der partijen bedekte, is voor een groot deel opgeligt. Maar er blijft nog werk over, om den aard en de beginselen van het gewigtigst tijdperk onzer Geschiedenis, de eigenlijke strekking van den opstand, den zamenhang der gebeurtenissen, het deel dat het volk aan de worsteling nam, en wat in het verborgen bearbeid en voorbereid werd, benevens de drijfveêren van daden, die met de overige handelingen derzelfde personen in schijnbaren tweestrijd waren, wel te doen kennen. De Schrijver heeft daaraan in deze, ook uit voorheen niet ontslotene bronnen geputte, zes Hoofdstukken zijne zorg besteed. Moest hij, uit den aard der zaak, beroemde voorgangers nu en dan ontmoeten, hij bewandelt toch zelfstandig zijn weg, slaat een helderen blik in de gebeurtenissen, en spreekt onverholen zijne meening uit. Terwijl egmond, hoorne, brederode, lodewijk van nassau, en wie zich toen beroemd of berucht gemaakt hebben, meer op den achtergrond verschijnen - ook de Koning neemt eene betrekkelijk kleine plaats in - wordt de aandacht bijzonder gevestigd op drie personen, die geacht mogen worden in bovengenoemde jaren eenen overwegenden invloed gehad te hebben: den Kardinaal
granvelle, de Hertogin van parma, en den Prins van oranje.
Ongunstig is het oordeel over den eersten. Hij zocht wel niet, gelijk het volk hem nagaf, uit kwaadaardigen moedwil of haat alle staats- en gewetensvrijheid te verstikken; maar