zee zond, en op Oost- en West-Indië eenen aanzienlijken handel dreef, en die eene rij van beroemde mannen binnen hare muren zag geboren worden, meer te zeggen valt dan het hier in 80 bladzijden geleverde. De vorm is bovendien onbehagelijk, de stijl droog en kronijkachtig, met uitdrukkingen en volzinnen als: bl. 19: ‘dit werk, waartoe reeds de grondslagen gelegd waren, heeft geenen doorgang kunnen erlangen’; bl. 20: ‘ook bij deze pastorie was geen eigen woning en had dezelve geene vaste emolumenten’. Niet altijd is des Schrijvers bedoeling duidelijk, zoodat men er uit de omgevingen naar zoeken moet. Soms zegt hij het tegendeel van 't geen hij zeggen wil. - Aan eene goede verdeeling is evenmin als aan het volgen der tijdsorde gedacht. I worden behandeld de voornaamste gebouwen en merkwaardigheden der stad; II de liefdadige en andere inrigtingen en de voormalige kloosters en kapellen; III de beroemde personen binnen hare vesten geboren; en IV de geschiedenis der stad. Het tweede Hoofdstuk is verdeeld in § 1: liefdadige en andere inrigtingen in Enkhuizen, voormalige kloosters en kapellen aldaar, en § 2: de voormalige kloosters en kapellen in Enkhuizen. Van de levenswijze der kloosterlingen, en van den invloed dien zij naar buiten oefenden, krijgt men niets. Bij de in het derde Hoofdstuk behandelde personen is de tijdsorde gansch verwaarloosd. Onder de Godgeleerden neemt de in 1841 te Groningen als Predikant overleden daniël hendriksz. de eerste, en de beroemde, in 1636 geboren en in 1708 gestorven, hermanus witsius de laatste plaats in. Vóór dezen staat de beruchte ruard tapper, die meer dan eene eeuw vroeger leefde. Was er van hem en van witsius niets anders te zeggen dan de opgave van hun geboorte- en sterfjaar en van de betrekkingen die zij bekleed hebben? In even bonte wanorde staan de
daarop volgende Staat-, Aardrijks-, Zeevaartkundigen, enz. - Aan de Geschiedenis is de Heer allan gemeenlijk getrouw gebleven. Wat hij echter op bl. 28 omtrent de gevangenneming en berooving van bossu schrijft, is bezwaarlijk met de berigten onzer Historieschrijvers te vereffenen. Wij willen ons geene partij stellen voor of tegen Enkhuizen en Hoorn, die beide beweren in het bezit van 's Graven zwaard te zijn. Doch deze had zich niet dan bij verdrag overgegeven. Dat de twee Enkhuizer broeders tot belooning van hunnen in den