Nog eene antikritiek.
Toen ik de recensie van de door Dr. engelbregt en mij op nieuw uitgegeven Latijnsche Rudimenta in den ‘Gids’ van 1o. November l.l. doorlas, kwam mij onwillekeurig het: ne sutor ultra crepidam in de gedachte. De anonyme Schrijver is blijkbaar iemand, die wel een geleerde, misschien een hooggeleerde, heeten mag; maar die volstrekt niet weet, wat onderwijs geven is, althans niet wat het beteekent jeugdige knapen de beginselen van het Latijn te leeren. Anders had hij onmogelijk ons boekje zoo zeer veroordeeld. Het is niet philosophisch ingerigt, dat weten wij-zelven zeer goed; doch wij krijgen ook geene kleine philosoofjes op ons Gymnasium, maar jonge, nog weinig ontwikkelde knapen, die voor taal-philosophie nog geen orgaan hebben. Wij hebben dus gemeend, bij het onderwijs van eerstbeginnenden, het voorbeeld van den grooten Apostel der Heidenen te moeten volgen, en ze met melk te moeten opkweeken, niet met vaste spijzen. Daarom hebben wij de meer wijsgeerig ingerigte Spraakkunsten van den tegenwoordigen tijd niet op onze eerste klassen aangenomen, maar veel liever een heel élémentair boekje, uit het laatst der vorige eeuw, dat vroeger goede resultaten gaf, op nieuw bewerkt, en naar de in ons oog bestaande behoefte ingerigt. Dit heet nu reactie. Waar ziet ‘De Gids’ niet al reactie in? Of, ja, 't is reactie. In den laatsten tijd zijn de Latijnsche Spraakkunsten hoe langer zoo wissenschaftlicher geworden, maar de kennis van het Latijn is ondertusschen bij de massa der studenten hoe langer zoo meer afgenomen. Ik denk er bij aan de woorden van bilderdijk:
Hun nieuwerwetsche ploeg, hun zaaituig naar den smaak;
De landbouw kwijnt er van, en ceres roept om wraak.
Met de tegenwoordige wissenschaftliche Grammatica's, die meer eene, dikwijls zeer goede, beschrijving van het taalgebouw geven, dan eene praktische Handleiding hoe men er binnen moet komen, konden wij met onze tirones niet veel uitrigten. Wij hebben dus gemeend de eerste beginselen der taal minder door redeneren - daar zelfs socrates op een geest die nog niet bevrucht is, geen μαιευτική zou kunnen uitoefenen - maar meer door praktische oefeningen en memoriseren te moeten inprenten, in de hoop ze daarin vastheid te zullen doen verwerven, en meteen stof te zullen meêdeelen, waarover naderhand zou kunnen geredeneerd worden.
Wanneer onze Rudimenta uit dit oogpunt beschouwd wordt, dan is er geen twijfel aan, of het oordeel zal anders uitvallen dan dat van den geleerden anonymus in den ‘Gids’.
d. burger, jr.