Een blad in mijn album:
?.
Door G.H.J. Elliot Boswel.
Geen tal van bladen, neen! maar van te warmer vrinden, -
Geen flaauw en fleemend schrift vol valschen pronk en praal,
Maar menig plegtige eed, maar ronde hartetaal
Is in mijn album, God zij dank en lof! te vinden.
Want vleijers zijn ze niet, die zich mijn vrienden heeten,
En logens zijn door hen hier evenmin gesteld,
Want - had slechts elk zijn naam op 't blank papier vermeld,
'k Zou door die namen reeds hun trouw en vriendschap weten,
| |
Ja, trouw zijn ze allen, trouw!...En toch...ligt niet daarnevens
Een blad dat argwaan wekt, en achterdocht verdient?
Het werd beschreven door mijn besten, warmsten vriend,
Mijn trouwsten vriend - en toch - mijn ergsten vijand tevens.
Want ik - ik-zelf - ik leide 't bij die andren neder.
o, Als ik 's avonds wel mijn vriendenrol doorblaâr,
Met wat al vreugde en leed, en zorg soms, zie ik dáár,
Bij zulk een vriendental, mijn eigen blad dan weder!
En 't is mijn aandacht waard, hoe luttel ook beschreven:
Ik plaatste in diepen ernst, in 's levens eerste vaag,
Een zinrijk beeld daarop: het teeken van een vraag: -
Dat is, of ik mijn God tot vreugde of smart zal leven?
Of 'k immer in mijn ziel het edele op zal wekken;
Wat haar onluistren zou, bestrijden zal met moed;
Haar nooit ontvlammen doen dan door een heilgen gloed, -
En zóó, mij-zelf tot nut, ten besten vriend verstrekken?
Dan wel - of ik de stem, zoo vaak in 't hart gerezen,
De stem die spoort tot kwaad, die zoo verlokkend vleit,
De roepstem volgen zal, die ten verderve leidt, -
En dus, mij-zelf tot schâ, ten ergsten vijand wezen? -
o, 't Is een kostbre vraag! Die vraag geldt dood - of leven!
Zij stemt mijn ziel tot ernst, en spoort tot strijden aan...
o, God! moge op die vraag, mij-zelf als knaap gedaan,
Mijn grijsheid, wèl gemoed, een gunstig antwoord geven!
's Gravenhage, bij den aanvang des jaars 18 -. |
|