Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Wittiana.
| |
[pagina 656]
| |
c. witth gehouden. Petrus godewyck, lambert van den bosch, willem de beveren, j. oudaan, barth. abba, l. van de roer, en vele anderen, vervaardigden bij die gelegenheid Welkomstgroeten en Lofdichten. Deze was echter de eenigste eer niet, die hem van wege de stad te beurt viel. Reeds den 30sten Julij 1667 had de Oud-Raad, op voorstel van den Burgemeester Mr. hugo repelaer, het volgende besluit genomen: ‘Tot gedagtenisse van de heroïque daden, wijsheyd, voorsigtigheyd ende courageuse conduites van den Heer cornelis de witt, regerende Burgemeester deser stad, als haer Hog. Mog. gedeputeerde op 's lands vloote in de heerlycke victorie, den 20, 21, 22 en 23 Junij onder Gods genadigen zegen op het Ryck ende de capitaalste schepen van Engeland bevogten, ‘een tafereel te doen schilderen, ende in de groote saal op te hangen, behelsende het contrefeytsel van den Heer de witt, mitsgaders d'attaque op het fort van Cheyrenesse en de veroveringe van 't selve; het veroveren, ruïneren ende verbranden van de schepen omtrent Chattam ende op de riviere Rochester c.a., invoege als het selve op het cierlykste ende bequaemste sal werden geordonneert, met een korte en bondige inscriptie ofte vers ter materie dienende, en ten dien eynde Heeren Commissarissen uit 't midden van 't gerecht gecommitteert.’ De vervaardiging dezer schilderij werd opgedragen aan jan de baan, die er drie jaren over arbeidde. Eerst den 3den Junij 1670 werd in den Oud-Raad ‘de inscriptie van het exploict op Chattam’ (o.a. in het Latijn en Nederduitsch te vinden in Het derde Deel van 't swart Toneel-Gordijn opgeschoven voor de Heeren Gebroederen kornelis en jan de witt. Anno 1678, bl. 20 en volgg.) ‘gearresteerd’, en in Tresor. Reken. van dat jaar vindt men de volgende posten: ‘Bet. jan en matthys payen, over 't vergulden van de lijst tot de schilderij van den Ed. Heer cszn. de witt, Oud-Burgemeester dezer stede, Ruward van Putten, 450 ℒ. Bet. aan pieter de bruyn en henrick de jong over 't snyden van den lijst tot de schilderye, die ter eere van de Hr. Ruward van Putten te gedachtenisse is gemaect van 't heerelyck oorlogsfeyt over sijn beleyt op de Riviere van Chattam, 195 ℒ.’ Toen deze schilderij op de groote zaal van het stadhuis was opgehangen, werden er lofdichten, o.a. door a. van overbeke, david van | |
[pagina 657]
| |
hoogstraten, en andere Dichters, op vervaardigd. Het is bekend dat het Dortsche graauw haar in het oproer van 1672 verscheurde. De brokken werden echter later, toen romein de hooghe haar in plaat zou brengen, door houbraken van de plunderaars voor weinig geld gekocht, of aan hen onfutseld, bij elkander gevoegd en daarnaar eene schets vervaardigd. Behalve deze schilderij was er nog een modèl van, dat later in bezit van den Heer pompe van meerdervoort kwam. Het is naar dit modèl dat a. schouwman de teekening vervaardigde, die door fokke gegraveerd werd, en bij wagenaar, Vad. Hist., D. XIII, voorkomt. Deze schilderij was eene der oorzaken van den oorlog tegen karel IIGa naar voetnoot(*). Volgens bilderdijk, Geschied. des Vaderl., D. IX, bl. 181, was zij ‘jammerlijk geordonneerd, misteekend en even slecht gekleurd’. Waar de stukken van de origineele en de modèlschilderij zijn, is onbekend; doch bij Mevrouw de douairière hoogh, geb. de witt, te Dordrecht, bevindt zich de gouden kop, in 't hol van welks deksel men leest: ‘Extract compendieus, den 2 Julij 1667. Op 't geproponeerde van de Heeren G. Raden, en by Staten goet gevonden, dat aan Heer cornelis de witt als Gevolmagde van den Staat op 's Lants vlote, gedirigeert en uytgevoert hebbende het fameus exploict van den 21, 22 en 23 Julij 1667, op de riviere van London en van Rochester in 't werk gestelt, vereert sal worden een goude kop, daer op 't voorsz. exploict uytgebeelt zy, en dat tot een Gedenkteecken in zijne Familie, en voor de posteriteyt. Accordeert in substancie met de Resolutie van de Staten, herb. van beaumont.’ Even als op de schilderij, bestaan er vele Engelsche en Nederduitsche gedichten op dezen kop, zoo als van andreas colvius, henricus francken, antonides van der goes, r. paget, en anderen. |
|