Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 652]
| |
Naar Land, naar Land!
Verguld van zonnestralen
Was soms wel de gladde vloed -
Maar 'k heb stormen en klippen en kolken ontmoet -
Zoo 'k gered weder adem mogt halen,
't Was hulpe van magtiger Hand.
Naar Land, naar Land!
'k Voer af met blonde lokken -
Nu zijn ze zoo grijs en ijl.
Lang gebluscht is des oogappels vurige pijl,
En de rugspier is krom mij getrokken,
En ontwricht is der knieën band.
Naar Land, naar Land!
Met talrijke gespelen
Begon ik de levensvaart.
'k Zag hun bootjens gezellig rondom mij geschaard,
'k Zag in golfslag en stilte hen deelen -
Thans zijn zij reeds aan d' oeverkant.
Naar Land, naar Land!
Vader! Uw kind wil rusten,
Rusten naar ligchaam en geest.
Sterk nog eenmaal den arm, zóó verstramd en ontpeesd -
Mijn dierbren wenken aan gindsche kusten -
Naar Land hijgt mij 't harte - naar Land!
Heteren, Junij 1851.
|
|