Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |||||||||||||
Mengelwerk.Antikritiek.Ga naar voetnoot(*)In den ‘Algemeene Konst- en Letterbode’, van 29 Maart 1856, No. 13, is mijn werk: Select Specimens of the National Literature of England, from lawrence minot to the present time. Poetry and Prose, with Glossaries, explanatory notes, biographies, etc., eene beoordeeling waard gekeurd. Het is echter jammer, dat zij door eene niet bekwame hand is geleverd, daar ik mij nu genoodzaakt zie tot deze Antikritiek. Ref. vindt mijne verontschuldiging in de Voorrede, over het niet gebruiken van eenige daar genoemde werken, ‘bespottelijk’, en laat dan volgen: ‘Het getuigt van groote onkunde, of slordigheid, als men in een boek, dat in 1855 het licht ziet, van het “te laat ontvangen” van werken spreekt’, enz.; maar hij toont hier ten eenemale onbekend te zijn met de moeijelijkheden die aan de uitgave van mijn werk zijn verbonden geweest, en had kunnen weten dat het reeds in 1852 ter perse was. ‘Het is’, zegt hij, ‘ook een blijk van weinig oordeel, om in 1855 uit een prul van vijftig jaar geleden, noten en ophelderingen te putten’, doch hiermede toont hij niet te weten dat juist in de Complete edition of the Poets of Great Britain, waarvan sprake is, de beste tekst van chaucer voorkomt. Voorts is hij boos, dat de biographiën, waaraan hij een anderen naam wilde gegeven hebben, niet in het Engelsch zijn geschreven. Ik moet gelooven dat het althans voor hem goed is, dat hij ze heeft kunnen lezen in onze moedertaal; maar ik geloof ook, dat hij bezwaarlijk werken van dezen aard zal kunnen noemen, waarin de biographiën in eene | |||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||
andere taal, dan die van 't land waar zij verschenen, geschreven zijn. Ook aan onwaarheden ontbreekt het in de beoordeeling niet. Men leest er, b.v.: ‘Onder den tekst der oude gedichten staat telkens als noot: “The spelling modernised where it does not affect the rhyme or rythm”. Dit is niet geschied of althans zeer gebrekkig.’ Maar uit de laatste zinsnede blijkt, dat Ref. alleen het eerste stuk heeft gelezen, en over het geheel oordeelt naar de aanteekening op de eerste bladzijde. Had hij toch de tweede bladzijde gelezen, dan zou hem gebleken zijn dat de eerste noot alléén de eerste bladzijde betreft. Tot staving van de gegrondheid zijner ongunstige oordeelvelling over mijn werk, welks correctie hij erbarmelijk gelieft te noemen, geeft hij voorts ‘eenige staaltjes uit de zoogenaamde ‘Glossary and notes’. Hierbij o.a. toont hij zich verbolgen, omdat dempt met judged is verklaard, en zegt deswege: ‘Dempt echter komt van to doom, dat wel to judge beteekent, wat de Engelsche leerling, maar nooit de Hollandsche uit het Glossarium verstaan zal.’ Maar hij schijnt niet gezien te hebben dat dempt ‘doomed, judged’ is verklaard, en niet te weten dat dit woord komt van deman, to deem, judge, think, examine, consider, resolve, decide, doom (bosworth's ‘Anglo-Saxon and English Dictionary’). De strekking van mijn werk brengt meê: dat alleen de beteekenis wordt opgegeven die de woorden hebben in de gekozen stukken. Achetours wil hij voorts niet in 't Engelsch, maar in 't Fransch met acheteur verklaard hebben. Deze aanmerking is te dwaas om er bij stil te staan, ware het niet dat ik, den raad van Ref. opvolgende, eene grove fout zoude begaan. Het woord toch heeft juist de beide beteekenissen die door mij zijn opgegeven, zoo als blijkt uit halliwell en in mijn werk.
Achatour, purchasers, caterers (bij mij).
Achatour, the person who had the charge of the acatry; the purveyor.
A gentil manciple was ther of a temple
Of which achatours mighten take ensemple.
(bij halliwell).
Van mijne aanteekeningen op sommige goden en mannen | |||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||
der oudheid zegt Ref.: ‘Wij hadden ook best zulke geleerdheid kunnen missen.’ Met betrekking tot Ref. en zijne kennis van 't Engelsch betwijfel ik dit zeer, en vraag aan deskundigen: of het mogelijk was hier iets nieuws te zeggen? Ten slotte iets over een paar zijner aanmerkingen op 't tweede Glossarium. Hij zegt: ‘Coronet - a crown worn by the nobility; an ornamental headdress. Moest zijn: eigenlijk eene kleine kroon, veelal door de dichters in plaats van wreath gebruikt.’ Ref. schijnt dit beter te weten dan johnson, webster, smart, spiers, en zoo vele anderen. Heeft hij welligt ook iets tegen het volgende?
Bovendien duidt reeds de oorsprong van coronet en wreath aan, hoezeer Ref. de plank misslaat. Bij johnson vindt men: coronet n.s. [coronetta, Ital., the diminutive of corona, a crown]. Daarentegen noemt johnson wreath, any thing curled or twisted, also a garland, a chaplet, en staaft dan door citaten (te veel om op te sommen), dat wreath geheel iets anders dan coronet beteekent. Bij webster: wreath, s. [Sax. wroeth, wreoth] 1. something twisted or curled; a garland; a chaplet. Zoo vindt men bij bosworth, t.a.p., op 't woord: wreoth, a wreath, v. wroeth, | |||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||
en aldaar: a wreath, bandage, pillar, prop, support, defence, v. wrath. Wrath, wraeth, wrathu, e; f 1. what is twisted, a wreath. 2. what is twisted into consistency or firmness, a support, defence, stay, pillar, prop, enz. Overigens kan men in 't algemeen zeggen, dat coronet en wreath zoo veel als kroon en krans verschillen. Een coronet wordt gemaakt van producten uit 't delfstoffenrijk, en een wreath hoofdzakelijk uit die van 't plantenrijk. Bij plegtige gelegenheden houden de adellijke dames hare coronets in de hand, zoo als ik den Ref. zou kunnen laten zien op de plaat der Coronation of Victoria I. in de Sunday Times dier dagen. ‘Falsify men's hopes - to falsify hope is to exceed hope, to give much where men hoped for little - het is echter eigenlijk juist het tegenovergestelde: - precies wat de Heer keijzer met zijn boek gedaan heeft.’ Ik geloof dat het volgende genoeg is om aan te toonen, dat Ref. shakespeare (King henry IV. Part I, Act I, Scene II) niet begrijpt. henry zegt: Shall I falsify men's hopes. ‘This speech is very artfully introduced to keep the prince from appearing vile in the opinion of the audience; it prepares them for his future reformation; and, what is yet more valuable, exhibits a natural picture of a great mind offering excuses to itself, and palliating those follies which it can neither justify nor forsake.’ - Dit kan hem de dwaasheid van zijn uitval doen inzien. Van de onbetamelijke woorden van Ref. heb ik 't beneden mij geacht nota te nemen; maar zijne onbekookte aanmerkingen mogt ik niet onbeantwoord laten. Ik geloof met het bovenstaande duidelijk genoeg aangetoond te hebben dat eene onbekwame hand, die zich bovendien schuil houdt, mijn werk heeft beoordeeld, - en dat dit geschied is, doet mij leed voor den ‘Algemeene Konst- en Letterbode’.
m. keijzer. |
|