Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 201]
| |
Mengelwerk.Antikritiek.In de Vaderlandsche Letteroefeningen, voor December 1855, No. XV, komt, op bl. 730, eene beoordeeling voor, van het werk, getiteld: ‘a. van de velde's Wonderen des Allerhoogsten, zigtbaar in Nederlands Geschiedenis. Op nieuw uitgegeven door Jhr. Mr. a.m.c. van asch van wijk’. Aan het slot dier beoordeeling vindt men over de zoogenaamde dubbele ebbe niet alleen wat van de velde er van zegt, maar ook verschillende beschouwingen van andere Schrijvers over dat onderwerp opgegeven. Ware de Heer van asch van wijk of de Beoordeelaar bekend geweest met de waarnemingen in de nagemelde wetenschappelijke Instelling in ons Vaderland, dan zou de een die dubbele ebbe niet meer als een wonder hebben voorgesteld, of de ander had hém en 't publiek eenvoudig te regt kunnen wijzen. Om die redenen vestigen wij er thans de aandacht op. Die Instelling is het Meteorologisch Observatorium te Helder; aan het hoofd waarvan staat de kundige Heer c. van der sterr, Opzigter van den Waterstaat. - Behalve eene menigte andere even bezienswaardige instrumenten, zal de bezoeker ongetwijfeld het meest geboeid worden door zelfregistrerende windkracht-, windrigting- en getij-meters. De laatste geeft kromme lijnen op een papier aan, die de wijze van het rijzen en vallen des zeewaters voorstellen. Den bezoeker wordt, met de heuschheid die den Heer van der sterr eigen is, verder gewoonlijk medegedeeld, dat, op den 26sten Februarij 1853, dit werktuig eene ebbe heeft aangeteekend die 11 uren en 41 minuten heeft geduurd, alsmede, dat op den 21sten Julij 1672 een dergelijk buitengewoon langdurig getij is voorgekomen. De lezer kan nu, naar verkiezing, de twaalf-urige ebbe van 1672 al of niet als een wonder beschouwen; wij doen dat niet. Wij houden het er voor, dat zulke storingen in den duur der getijen, even als alles in de Natuur, aan wetten onderworpen zijn; en dat dit ons gevoelen door andere meer kundige mannen gedeeld wordt, bewijzen de meteorologische en andere waarnemingen, die men zoo veel mogelijk tracht te vermenigvuldigen. Immers alleen daardoor is het mogelijk, om den | |
[pagina 202]
| |
aard van die wetten op te sporen; en heeft men zulk eene wet eenmaal uit tallooze, alle even naauwkeurig, gedane observatiën afgeleid, dan kan men volgens die wetten met grond voorspellen, welke weêrsgesteldheid, welke barometer-standen, welke thermometers-hoogten, welke standen van vloed en eb men op elken dag te wachten heeft. Het voorgaande moge strekken, eensdeels om de hooge waarde van met juistheid gedane meteorologische of weerkundige waarnemingen te doen uitkomen; anderdeels om het bedoelde Observatorium, hetwelk in sommige opzigten eenig in ons land is, meer algemeen bekend te doen worden, en tot het bezoeken daarvan aan te sporen; en, eindelijk, om geene zaken als wonderen op te disschen, die dien naam niet verdienen.Ga naar voetnoot(*)
j.s. |
|