Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 106]
| |
Iets over de nationale kleuren van Frankrijk.Alle beschaafde volken hebben steeds eigene teekens en kleuren gehad. In Indië, Egypte, en elders onderscheidde een algemeen teeken de natie, en bijzondere teekenen de verschillende rangen der burgers. De Grieken en Romeinen volgden dit na. De Grieksche en Romeinsche legioenen ontleenden hunne namen aan den vorm hunner helmen of schilden, of aan afbeeldingen op de schilden, of andere deelen der wapenrusting. De Gallen, door julius cabesar overwonnen, namen de gebruiken der overwinnaars aan; doch toen het Christendom de Godsdienst der meerderheid was geworden, verwisselden zij de oude onderscheidingsteekenen tegen andere waarin het kerkgeloof zich afspiegelde. Hunne banieren werden achtervolgens de blaauwe van st. martijn van Tours, naar diens vermaarden mantelGa naar voetnoot(*); de roode van st. denis (oriflamme), die gezegd werd uit den hemel te zijn gedaald; en de witte, die bij 't toenemen der maria-dienst ter eere van de Moedermaagd is ingevoerd. Uit de vereeniging van blaauw, rood en wit, is de liverei der Koningen van Frankrijk zamengesteld geweest, ter gedachtenis van de verschillende kleuren door het Fransche volk, sedert den aanvang der Monarchie, gevoerd. In de elfde eeuw namen de edelen wapenrustingen aan van gehard leder of ijzer, en daarbij kleuren en teekenen om zich te doen kennen. Dit was vooral noodig na het opkomen der steekspelen: krijgshaftige vermaken, tot welke de ridders met groote pracht bijeen kwamen om zich in de wapenen te oefenen; vermits 't anders moeijelijk zou zijn geweest om uit de mededingers dien te kennen, die door de schoonste wapenfeiten had uitgemunt, en hem den prijs toe te wijzen. Daar het gelaat in den helm geheel verborgen was, voerde elk ridder op zijn helm of schild of wapenrok, of op die allen een beeld en spreuk, en die beelden en spreuken werden vervolgens door de voorname geslachten tot onderscheidende kenmerken hunner stamhuizen aangenomen. | |
[pagina 107]
| |
De Mooren (in Spanje), wier Godsdienst hun alle afbeeldingen verbood, namen tot hetzelfde einde zinnebeeldige kleuren en dooreengevlochten letters te baat; welke laatsten door de Christenen, in hunne onbekendheid met de Arabische karakters, voor willekeurige sieradiën aangezien, en Arabesken of Moresken genoemd werden. Van daar nog woorden in de wapenkunde die uit het Arabisch afstammen. Gedurende en na de kruistogten gaven de groote vasallen livereijen aan hunne onderhoorigen, en namen zij het teeken des kruizes op de banieren, wapenrustingen en kleederen aan. Het kruis was, aanvankelijk, voor de Franschen, rood, naar de kleur der oriflamme, en voor de Engelschen wit. Onder de regering echter van philippus van valois begonnen de beide volken van kleuren te wisselen. De Engelsche Koningen, die beweerden, boven den Graaf van valois, geregtigd te zijn tot de Fransche kroon, bezetteden een groot gedeelte van 't Rijk, voerden den titel van Koning van Frankrijk, en namen als zoodanig ook de roode kleur aan. Dit bewoog de Fransche Koningen om de witte kleur tot de hunne te kiezen. karel VII voerde het eerst den witten standaard in stede van de oriflamme in. Lodewijk XI behield dien, en ofschoon er standaarden waren van verschillende kleuren, voerden allen het witte kruis. Zoo droeg ook lodewijk XII in den veldtogt tegen de Genuezen een witten wapenrok. De sjerpen, reeds in de twaalfde en dertiende eeuwen in gebruik, doch tijdens den twist tusschen de Huizen van Bourgondië en Orleans, onder karel VI en VII, bandes genoemd, waren eerst rood, doch daarna wit. Later droeg men er twee die elkander op borst en rug kruisten; de eene van de nationale kleur, doch de andere van die kleur welke de bevelhebber bepaalde, om zijne krijgslieden, die doorgaans allen verschillend waren gekleed, te kunnen kennen. Karel IX en hendrik III namen de roode sjerp aan; dien ten gevolge deed hendrik IV de witte door de Protestanten dragen. Behalven die sjerpen droegen de soldaten de bandoulière: een band van buffelleder met kokers voor musketladingen; doch om den soldaat te verligten werd eene der sjerpen, en wel de nationale, afgeschaft, en toen alleen aan de vaandels gehecht, waaraan zij onder den naam van cravatte is bewaard gebleven. | |
[pagina 108]
| |
Om het gemis dier sjerp bij de krijgslieden te vergoeden, droegen zij, ten tijde van lodewijk XIII, een kenteeken van lint aan hunne hoeden. Dit was de oorsprong der cocarde; zoo genoemd in zinspeling op de kam der hanen. Voor de officieren bleef echter de sjerp ten deele nog in gebruik, tot dat meer eenparige kleedingen (uniformen) werden ingevoerd, naar de kleuren door de bevelhebbers aangenomen. Ten deele werd ook het volk onderscheiden door strikken op of aan de schouders. Dit was nog het geval bij de lijfwachten van lodewijk XIV, die geene eenvormige kleeding droegen, maar de liverei hunner aanvoerders toonden in de schouderstrikken, de cravat en de bandoulière; nu van gekleurde zijde, met zilver doorweven. Voor die schouderstrikken zijn later de épauletten in de plaats gekomen. In den oorlog van 1701 droegen de Fransche en Spaansche legers witte en roode kokarden. Toen de regementen vaste uniformen kregen, gaf men aan de op- en omslagen der rokken de kleuren der bevelhebbers, en deden deze hunne livereijen nog alleen door de trommelslagers en de muzijkanten dragen, die zij betaalden. Het oude regement van Piemont was bekend onder den naam van de zwarte-bende, omdat zijne sjerp en vaandel waren gekruist met zwart: de kleur van de eerste bevelhebbers over het regement. Toen de uniform de zwarte sjerp vervallen deed, gaf men dit regement zwarte opslagen, in overeenstemming met zijnen bijnaam. Onder lodewijk XIII, toen het leger eene regelmatiger inrigting bekwam, werden de vaandels de veldteekenen van 't voetvolk, en de standaarden die der ruiterij. Tot in de eerste jaren van het Keizerrijk had elk battaillon een vaandel, en elk eskadron een standaard; met uitzondering van de regementen dragonders, die elk maar één standaard hadden. Vóór de omwenteling van 1789 was het vaandel van 't eerste bataillon eens regements van witte taf, en prijkte met het wapen van Frankrijk, of eene kroon, of een naamcijfer, of 't was met leliën bezaaid. Die van de andere bataillons waren van dezelfde stof, doch in verschillende kleuren; en zoo was het ook met de standaarden. Deze veldteekenen waren versierd met kostbare cravatten of franjes van zijde met goud of zilver. Tijdens de omwenteling werden de vaandels, de standaarden | |
[pagina 109]
| |
en hunne cravatten driekleurig: blaauw, wit en rood; zij droegen aan de eene zijde de woorden: Krijgstucht en gehoorzaamheid aan de Wet; aan de andere het nommer van 't regement, en de namen der gevechten die 't had bijgewoond. Onder het Keizerrijk werd de spreuk vervangen door de woorden: De Keizer aan het....regement. Bij de herstelling der bourbons herkregen de vaandels en standaarden de witte kleur en het wapenschild des Rijks. De omwenteling van 1830 deed hen de witte kleur weêr afleggen, en de nationale kleuren hernemen. Vóór het oude Keizerrijk was er aan het boveneinde hunner schachten eene ijzeren punt als die van een hellebaard; onder het Keizerrijk verving haar een adelaar, met uitgespreide vleugelen. Bij de omwenteling van 1830 werd er een haan op gesteld; doch thans heeft de adelaar zijne plaats weêr hernomen. De Fransche nationale kleuren zijn dus achtervolgens blaauw, rood en wit geweest. - Bij 't huwelijk van lodewijk XIV was ook het galon van de Koninklijke liverei in die kleuren; later werd het van enkel wit en rood. Het blaauwe vaandel van st. martijn, wiens reliquiën gewoonlijk het leger volgden, geleek naar het Labarum van constantijn en zijne opvolgers, en had veel van de banieren in de kerkelijke ommegangen rondgedragen. Deze, nu van geenerlei waarde of dienst, hadden in vroeger tijd, als de leden der parochiën naar 's Konings leger trokken, hare nuttigheid. Elke priester nam de banier van den heilige zijner kerk mede tot een teeken van herzameling voor zijne leeken, als zij verstrooid raakten. Wij vinden aangeteekend dat de banier van st. martijn, een tijd lang, zoo hoog in eere was, dat de Koningen zelf die ophieven en ter hand stelden aan eenig bevelhebber even uitmuntende door moed als door geboorte, om haar te dragen als in hunne plaats. Maar niets is er bestendigs in dit ondermaansche. Toen de Koningen van het derde stamhuis het oppergezag over Anjou en Touraine niet meer bezaten, nam die vereering zoodanig af, dat st. martijn geheel achter de bank geraakte, en zij een anderen patroon begeerden, en de voorkenr gaven aan st. denis, als beschermheilige des geheelen Rijks. Van daar de oorlogskreet der Fransche Koningen: Montioie et Saint Dénis! Lodewijk de Dikke, die | |
[pagina 110]
| |
dezen kreet aannam, maakte ook de kleur van de banier diens heiligen tot de kleur van het Rijk. In 1124 ging die Vorst naar de abdij van st. denis en stak daar de oriflamme op. De edellieden met het dragen er van belast, achtteden zich daar ten hoogsten door vereerd. In 1304 werd zij in den strijd verloren door het sneuvelen van den edelman die haar droeg. Onder karel VI was de vereering der oriflamme zeer afgenomen. Zij bleef toen lang in bewaring van willem desbordes, en de Koning belastte huzin, Heer van Aumont, met de taak om haar weder in de kerk van st. denis te plaatsen. Het gebruik om haar te dragen schijnt onder karel VII geheel te hebben opgehouden. Behalve deze banier deden de Koningen, als zij ten strijde togen, ook het pannon royal, eene kleine vierkante blaauwe vlag, met gouden leliën bezaaid, ontrollen. Waarschijnlijk geleek de standaard aanvankelijk op 't pannon; daar 't schijnt dat men ze niet wel kon kennen dan aan de plaatsen waar ze geplant stonden. Het pannon bleef immer in de nabijheid des Konings. De Fransche Prinsen namen soms ook bijzondere zinnebeelden en kleuren van eigen keuze aan. Zoo deed karel VII zijn intogt te Rouen in 1449, met twee hemelsblaauwe vanen, de eene van zijde, de andere van fluweel, beiden met eene zon; - lodewijk XI voerde, als Dauphin, een zwaan op een rood veld; - karel VIII had een hert voor zinnebeeld; - lodewijk XII trok tegen de Genuezen op met een standaard van scharlakenrood fluweel met gouden bijen; - frans I had een salamander ten beeld; - hendrik IV de knods van hercules, en lodewijk XIV eene zon met het befaamde omschrift: Nee pluribus impar. Uit het gezegde volgt dat de Fransche driekleur de zamenvoeging is van drie nationale kleuren, welke het Fransche volk in 't verloop der eeuwen heeft gehad: het blaauw, zoo lang de banier van st. martijn ten veldteeken strekte; het rood gedurende den tijd dat de oriflamme van st. denis werd gevoerd, en daarna het wit tot vereering der Moedermaagd aangenomen, toen de maria-dienst in aanzien won, en de Engelsche Koningen zich de roode kleur toeëigenden.
(Uit het Fransch.) |
|