Daarna wordt hij geroemd als een die zich zelven kende zoo als weinigen, en zijne gave met ernstige zorg ontwikkelde. En, eindelijk, wordt nog de aandacht bepaald bij zijne regte waardeering van den vorm, het praktisch doel van zijne wetenschap en zijn onderwijs, zijne heilige liefde voor de Evangeliebediening, en zijne belangstelling in zijne leerlingen. Men ziet dat het hier niet aan verscheidenheid van stof ontbreekt. Ook klinkt de toon van gemeenzaam onderhoud, die hier wordt aangeslagen, bij zulk een onderwerp en voor dat gehoor niet onaangenaam, al had, onzes inziens, de vermelding van den beslissenden stap, die tideman's leven aan het meisje zijner keuze verbinden zou (bl. 70), zonder schade kunnen zijn gemist. En wie is er, die hem zijne dankbare vereering van een geliefden leermeester, die uit elk zijner woorden spreekt, zou willen ten kwade duiden in eenig opzigt? Maar daaruit volgt nog niet dat het gesprokene juist door den druk moest worden gemeen gemaakt. Uitbundige lofspraak wekt ligtelijk tegenspraak op. Er was ook over den gevierden man reeds zoo veel gezegd en geschreven, dat het publiek geacht kon worden, genoegzaam aangaande zijne verdiensten te zijn ingelicht. En het is geene ligte taak, om, sprekende over een ontslapene, volkomen waar te zijn. Zullen wij opregt zijn? Dan betuigen wij onbewimpeld: dat wij gewenscht zouden hebben de uitgave dezer bladzijden te kunnen verhinderen. Na onlangs in deze ‘Letteroefeningen’ ons oordeel over den hooggeroemden Kanselredenaar, tegenover de overdrijving van Prof. domela nieuwenhuis, met bescheidenheid te hebben uitgesproken, lust het ons niet, andermaal in bijzonderheden aan te wijzen, binnen welke grenzen de lofrede moest beperkt zijn gebleven. Dit is ook onnoodig, nadat de
‘Godgeleerde Bijdragen’ daarover, in overeenstemming met het door ons gezegde, maar uitvoeriger nog, veel waars in het midden hebben gebragt. Wij althans zouden de verdediging van tideman's drievoudige toespraak tegenover de gemaakte aanmerkingen in geen geval op ons durven nemen. En waartoe hier sommige bijzonderheden vermeld, die, om de eer der nagedachtenis van van der hoeven, beter verzwegen waren, vooral voor studenten? Van dien aard is o.a.: dat hij ‘kennelijk veel waarde hechtte aan de goedkeuring en ingenomenheid der menschen’ (bl. 7); dat ‘hem bij zijne vele groote en zeldzame gaven niet die van een