Wilhelm von Humboldt. - Lichtstralen uit zijne Brieven aan eene Vriendin, aan Vrouwe Von Wolzogen, aan Schiller, G. Forster en F.A. Wolf. Met eene Schets van Von Humboldt's Leven, door Eliza Meijer. Te Groningen, bij J.B. Wolters. 1856. In kl. 8vo. VI en 195 bl. f 1-90.
Men vindt hier het leven en werken en denken van een dier ‘weinige edelen’ onzes geslachts, wier namen - gelijk van der palm het eens zoo onnavolgbaar schoon, ten opzigte van zijnen leermeester schultens, uitdrukte - ‘de menschelijkheid, in haren hoogsten adel, als de haren zich toeëigent’. En nu zult ge, ook zonder dat we breed daarover uitweiden, of vele proeven daarvan bijbrengen, zelven uwe rekening kunnen maken - eene rekening die niet verkeerd zal uitkomen - dat ge als denkend en beoefenend Christen - want von humboldt was wel waarlijk, en in den hoogen zin des woords, Christen - in zulk een leven en werken en denken honderdmaal meer, honderdmaal gezonder, honderdmaal krachtiger geestesvoedsel zult vinden, dan in een ganschen stapel van opzettelijk-stichtelijke geschriften. Inderdaad, ware de geest onzer beschaafde standen echt beschaafd, dan zou het meerendeel dier geschriften alras aan eenvoudiger kringen, waar zij eigenlijk alleen te huis behooren, worden overgelaten, en plaats maken voor eene lectuur als deze, die tot hooger ontwikkeling opleidt.
Het rationalisme is er tegenwoordig aan gewoon, om bij elke gevonden of gezochte gelegenheid, even als wijlen de stervende leeuw, met duchtige ezelsschoppen te worden begroet. 't Is de mode zoo, en 't staat zoo voornaam. Wanneer men nu echter eens onpartijdig opmerkt, hoe, nevens zoo vele andere grooten en goeden, ook een wilhelm von humboldt, en zijn nog uitstekender broeder alexander, die den bekenden campe tot hun eersten leermeester hadden, in de rationalistische school zijn gevormd, dan wordt men - met name zoo men daarbij die oude rationalisten ook wat nader dan van hooren zeggen kent - trots alle autoriteiten, geneigd eenigzins minder verachtend over hen te denken. Waar is het zeker, dat von humboldt de uitersten van 't rationalisme, die in oppervlakkigheid, dorheid, waanwijsheid, overmoed